Zandwinning in het Gooi

bijgewerkt 25-12-2020

Bron: © bureau's

Algemeen
Op de hoger gelegen zandgronden van het Gooi is het altijd betrekkelijk eenvoudig geweest om zand, grind of leem te winnen. Het kon door individuele boeren gemakkelijk worden weggegraven. Vanaf de zeventiende eeuw ontstond vanuit de uitbreidende steden, en met name vanuit Amsterdam, een grote behoefte aan zand. Het werd al vroeg gebruik gebruikt als ballast in schepen, en vanaf de zeventiende eeuw vooral om de slappe veenbodem op te hogen teneinde woningbouw of wegenaanleg mogelijk te maken. Vanaf dat moment werd de zandwinning grootschalig. De schaal, de plek en de wijze van zandwinning hing sterk samen met de mogelijkheden voor het vervoer. Tot in de twintigste eeuw werd in het Gooi zand gewonnen. Een groot deel van het Gooi is door de afzandingen getekend. Daarna ging men in de lage gebieden rond het Gooi zand winnen, waardoor plassen ontstonden of bestaande plassen werden verdiept.

zanderij Crailo

Kleinschalige zandwinning: kuilen op de heide
Kleinschalige zandwinning bestond al in de prehistorie. Boeren en anderen gebruikten zand, leem en grind om huizen te bouwen, dorsvloeren te maken, wegen aan te leggen, stalstrooisel te winnen of laaggelegen gronden op te hogen. Deze kleinschalige zandwinning vond plaats tot in de twintigste eeuw. Men won deze grondstoffen bij voorkeur op de heide. Die was niet in particulier bezit en de schade was te overzien ten opzichte van gronden die in gebruik waren als akker of grasland. Het graafwerk leidde tot vele kuilen op onder andere de Hoorneboegse Heide, Westerheide, Zuiderheide, Tafelbergheide en Blaricummerheide. Afhankelijk van de toepassing had men een voorkeur voor grindige of juist lemige zanden. Men speurde dus de heide af naar juist zanden met deze kwaliteiten. De kuilpatronen op de heide weerspiegelen daardoor het patroon gelaagdheid van de rivierafzettingen.

Grootschalige zandwinningen met zanderijvaarten
Vanaf de zeventiende eeuw werden de afzandingen grootschaliger, waarbij de nabijheid van Amsterdam en de totstandkoming van vaarten een grote rol speelden. Het betreft afzandingen aan de flauw hellende lage westkant van het Gooi waarbij meestal hooguit enkele meters zand werden afgegraven tot dicht bij het grondwaterniveau. In het verlaagde terrein konden zanderijvaarten worden gegraven.

Het eerste grootschalige initiatief vond plaats op de westflank van het Gooi, waar vanaf 1634 een deel van de heide werd uitgegeven aan vooral Amsterdamse kooplieden en regenten (het Eerste Blok, ofwel het latere buitenplaatsengebied     ‘s-Graveland. Het onderliggende zand kon goed gebruikt kon worden voor de zich uitbreidende grachtengordel van Amsterdam. Bovendien werd daarmee in ‘s-Graveland het maaiveld van de overwegend droge zandgrond dichter bij de grondwaterspiegel gebracht, waardoor de grond productiever werd. Toen de ‘s-Gravelandse Vaart in 1638 klaar was voor gebruik kon met het afzanden worden begonnen. Pas in de tweede helft van de negentiende eeuw gebeurde dat op grote schaal. De afgezande graslanden zijn nu een karakteristiek onderdeel van het buitenplaatsengebied van ‘s-Graveland.

Behalve commerciële motieven waren er ook militair-strategische overwegingen voor deze afzandingen. Na 1672 wilde men de vesting Naarden beter verdedigbaar maken door middel van inundatie en het creëren van vrij schootsveld. Daartoe werden de hogere zandgronden afgegraven. Om de afgraving te bespoedigen gingen de Staten van Holland ertoe over om afzandingen elders te verbieden, waaronder die bij ’s-Graveland. Mogelijk heeft dit een rem gezet op andere grootschalige ontginningen aan de randen van het Gooi, die met zandwinning zouden kunnen worden bekostigd. Tot begin twintigste eeuw heeft men zand gewonnen rond Naarden.

Bij het afzanden ontstond een systeem van zanderijsloten dat in verbinding stond met de vaarten. De zanderijsloten waren bevaarbaar met kleine zandschuiten. Zowel bij Naarden als in ‘s-Graveland zijn deze zanderijsloten in het landschap te herkennen. De afzandingen met zandafvoer via zanderijsloten en trekvaarten ging door tot in de twintigste eeuw. 

 

Zanderijen gericht op het spoor
Vanaf de negentiende eeuw ging het vervoer per spoor een grotere rol spelen. Nu werd het ook mogelijk om buiten de lage westrand van het Gooi zand te winnen. Daarbij konden ook veel diepere zandgaten ontstaan. Langs de spoorlijn Amsterdam-Amersfoort ontstond vanaf 1874 zo Zanderij Crailo. Voor het ontstaan van Groeve Rijsbergen vanaf 1925 was de nabije Gooise tram een belangrijke randvoorwaarde. Soms waren de spoorlijnen zeer plaatselijk. Omstreeks 1920 werd zand vanuit Zanderij Oud-Bussum per lorriebaan vervoerd naar Bussum. Deze commerciële afzandingen vonden vrijwel altijd plaats op heidegronden van Stad en Land van Gooiland. Deze gronden hadden een betrekkelijk lage agrarische gebruikswaarde en door het afzanden kon die waarde worden verhoogd. Bovendien hadden de zandwinners te maken met slechts één eigenaar waarmee moest worden onderhandeld. Toen ook per vrachtwagen zand kon worden vervoerd namen de mogelijkheden om op diverse plekken zand te winnen toe, hetgeen op tientallen plaatsen op de Heuvelrug ook is gebeurd.
De zandwinners kregen vanaf omstreeks 1930 te maken met maatschappelijke weerstand vanuit zowel Stad en Land van Gooiland, als vanuit de burgerij. De groeve Rijsbergen mocht na 1975 niet meer uitbreiden en ook Zanderij Crailoo staakte in de jaren 70 met de winning.

Zandwinning buiten het Gooi
In de loop van de twintigste eeuw waren technieken ontstaan om lage zandgronden tot diep onder de waterspiegel weg te graven. De waterrijke gebieden buiten het Gooi waren tot op zekere hoogte geschikt voor deze nog weer grootschaligere zandwinning. Vervoer vond weer plaats per schip. Zo vond vanaf 1937 zandwinning plaats in de deels ontveende Spiegelpolder, ten noorden van Nederhorst den Berg. Vanaf de Vecht kon met een zandzuiger de polder worden binnengevaren en schepen met zand konden via de Vecht weer naar hun bestemming. Het landschap van de Spiegelpolder, toen nog met petgaten en legakkers veranderde in een uitgestrekte plas van ruim 50 meter diepte. Ook tegen deze winning kwamen protesten. De winning ging door tot in 1980. De kalkzandsteenfabriek van groeve Rijsbergen wint sinds 1975 zand in het IJsselmeer.

 

Het landschap na de winning
Al bij deze zeventiende-eeuwse winningen werd het terrein na ontzanding weer geschikt gemaakt voor landbouw. De zwarte bovengrond werd weer teruggestort. Voor de meentgronden van het Gooi waren hier voorschriften voor. Vanaf het begin van de achttiende eeuw waren er ook voorschriften over het peil tot waar werd afgezand. Bij Naarden werd dit peil in 1723 vastgesteld op 47 cm boven het zomerwater van Naarden. Mede dankzij dergelijke werkwijzen en voorschriften waren de afgezande terreinen zeer geschikte landbouwgronden. Anders dan “natuurlijke” natte zandgronden waren er geen storende lagen, de ligging was vlak, het grondwaterpeil kon goed worden geregeld en er was een dikke organische-stof-houdende bovengrond. Al omstreeks 1750 vestigden zich aan de Karnemelksloot bij Naarden de eerste hoveniers. Nog steeds is een deel van de Gooise afgezande terreinen in gebruik voor boomteelt. Op de buitenplaatsen van            ‘s-Graveland zijn de afgezande gronden nog steeds als grasland in gebruik. In de tweede helft van de twintigste eeuw werden tuinbouwgronden vaak omgezet in sportvelden, golfbanen of bebouwing. Nog later die eeuw vond ook natuurontwikkeling plaats op deze lage gronden. Om dat te bereiken werd de ooit zo zorgvuldig teruggelegde en geëgaliseerde toplaag weer verwijderd, teneinde de grond te verschralen en het maaiveld tot dichtbij de grondwaterspiegel te brengen.

 

Het zand van ’s-Graveland. Zandafgravingen voor Amsterdam in de periode 1660-1850. Bron: De geologie van de provincie Utrecht, NITG-TNO 2003.

Zand voor Amsterdam
De turfwinning speelt een belangrijke rol in de economie van de “Gouden (17e) eeuw”. De productie van de brandstof is goedkoop en de afzetgebieden, de Hollandse steden en met name de handelsstad Amsterdam, liggen nabij de venen. De transportkosten van de turf zijn dan ook relatief gering. Rijke regenten uit Amsterdam kopen percelen grond aan de voet van de stuwwal van Hilversum. Ze laten daar het ondiep onder het veen voorkomende dekzand en het bovenste deel van het zand van de spoelzandwaaiers afgraven. Het zand wordt via trekvaarten naar Amsterdam gebracht en gebruikt als ophoogzand en zand voor de bouw. De vermogende stedelingen bouwen in ’s-Graveland hun buitens aan brede sloten en vaarten.