bijgewerkt 05-05-2020
bron: © bureau's
De stuwwal Blaricum-Huizen heeft met de Tafelberg het hoogste punt van het Gooi. De gestuwde rivierafzettingen waren ooit bewoond, maar werden verlaten om plaats te maken voor een heidelandschap. Al in de zeventiende eeuw had deze hoge plek in het verder vlakke West-Nederland een recreatieve functie. Rond niet geheel verlaten plekken ontstonden landgoederen.
Historische ontwikkeling
Pre- en protohistorisch landschap:
Vanaf het laat-neolithicum werden de relatief rijke en goed begaanbare zandgronden aantrekkelijk voor landbouw en voor bewoning. Vondsten van graven en potscherven wijzen op nederzettingen in de periode laat-neolithicum - IJzertijd. Het landschap bestond waarschijnlijk uit een mozaïek van bosrestanten, kleine akkers, bosweiden, verlaten (en beweide) akkers, De armere zandgronden werden begraasd en het bos maakte hier plaats voor heide. Het terrein was door het hoge leem- en grindgehalte niet gevoelig voor verstuiving.
Een relatief hoge dichtheid aan vondsten met gebruiksvoorwerpen en grafvondsten duidt op bewoning en begraving in de periode laat-neolithicum - IJzertijd. Het oostelijk en zuidoostelijk deel van de heide is in Archis2 als zodanig aangeduid.
Er zijn echter weinig of geen zichtbare restanten in de vorm van Celtic fields of grafheuvels. Volgens Archis is er ter plekke van de berg een restant van een grafheuvel.
Ontginningen en landgebruik
Na een sterke afname van de bevolking vanaf het einde van de Romeinse tijd hoorden de moderpodzolen in gestuwde rivierzanden tot in de vroege middeleeuwen opnieuw tot de favoriete vestigingslocaties. Ter hoogte van Crailo en Oud-Bussum lagen hoog gelegen nederzettingen. Oud Bussum is bekend uit oude vermeldingen. De buurschap verdween in de loop van de zestiende eeuw op één boerderij na. Bussum kwam opnieuw tot ontwikkeling ter plekke van de huidige dorpskern. Wimmers (1992), ziet Oud-Bussum als een ‘Teilwüstung’. De landbouwpercelen bij Oud-Bussum hebben plaggenbodems (enkeerdgronden), die wijzen op een lange periode van agrarisch gebruik vanuit deze boerderij. Ook in Crailo stond in de zeventiende eeuw één huis. Wellicht was Crailo ook een Teilwüstung. Wellicht lag er bij de Tafelberg ook een middeleeuwse nederzetting. Daar zijn nog geen overtuigende sporen van gevonden.
Opmerkelijk is dat de heuvels van het Gooi al in de tiende eeuw als ‘tafelberg’ lijken te worden aangeduid. Een beschrijving van het Werdense grondbezit geeft aan waar land van de kerk van Naarden lag: tussen het Almere en de Tafalbergon. De meervoudsvorm is te lezen als "de mensen bij de Tafalberg”, een aanwijzing dat er bij de tafelberg werd gewoond. Het is overigens twijfelachtig of de huidige naam Tafelberg uit deze oude aanduiding voorkomt. Deze heette Kooltjesberg totdat de naam in de loop van de zeventiende en achttiende eeuw veranderde in Tafelberg (zie later). Wimmers veronderstelt dat de hele hoogte van het Gooi als zodanig werd aangeduid.
Vanaf de achtste eeuw verschoof de bewoningsvoorkeur naar de overgangen met de natte gronden rond het Gooi en de natte gronden zelf. De lager gelegen kern van Blaricum moet daar toen zijn ontstaan.
De eng die zich vervolgens vanuit deze kern ontwikkelde, breidde zich ook weer uit over deze moderpodzolen. Omstreeks 1850 strekte deze zich uit over bijna de hele oostflank van de stuwwal en reikte tot aan het hoogste punt: de Tafelberg. Deze kreeg daarmee een ligging bij de overgang tussen eng en de heide. Op achttiende- en negentiende-eeuwse kaarten zijn de hoogste percelen van de eng bebost, waarschijnlijk met eikenhakhout. Daarvoor waren deze ver van de boerderijen gelegen gronden waarschijnlijk in gebruik als extensief akkerland of driesland. Er is geen dikke plaggenbodem op ontstaan, zoals dat lager op de eng wel het geval was.
Het is mogelijk dat de stuwwallen tot in de late middeleeuwen als bos zijn gebruikt of dat er bos tot ontwikkeling kwam op verlaten nederzettingsterrein. Na 1500, toen de schapenhouderij toenam, verdwenen dergelijke bosjes.
Aan Tafelberg en de oude vermelding ervan (Tafalbergon) wordt wel met stelligheid de veronderstelling opgehangen dat ze gediend zouden hebben als offerberg of dat er religieuze feesten gehouden zouden zijn. Deze veronderstelling is gebaseerd op het werk van Judith Schuyf, die hier echter geen concrete aanwijzingen voor heeft. Het is overigens goed mogelijk dat aan hooggelegen punten als de tafelberg een religieuze betekenis werd toegekend. Vaak liggen grafheuvels op dergelijke locaties.
In dergelijke teksten staat ook de suggestie dat de kooltjesberg ooit diende om vuren te stoken, als baken voor de scheepvaart op de Zuiderzee. Behalve op de naam Kooltjesberg is niet duidelijk waar deze suggestie op is gebaseerd. Een afstand van ruim vier km van de kust lijkt erg ver voor zo’n arbeidsintensief baken. Op vergelijkbare afstand (Drie, Veluwe) dienden hoge beuken als baken (Neefjes, @@).
Toeristische ontwikkeling
Vanaf de zeventiende eeuw kreeg de berg een vroege toeristische functie. De Kooltjesberg bood een hoog en spectaculair uitzichtspunt in het verder vlakke West-Nederland en lag vrij dicht bij Amsterdam.
Omstreeks 1650 plaatste de toenmalig ontvanger van ‘het Gemeene Land’, de heer Uyttenbogaert op de Kooltjesberg een oriëntatietafel met familiewapen en windroos met 58 namen van landstreken, plaatsen en landgoederen die men kon zien. Mogelijk werd toen ook de kunstmatige heuvel opgeworpen. Daardoor veranderde de naam van de berg. Op de kaart van Otten (1725) is nog sprake van Kooltjesberg . Op de kaart van Perk (1843) Kooltjes- of Tafelberg. Bij een bezoek in 1714 noemde de reiziger Le Long dit uitzicht het mooiste van Nederland. Door opkomend geboomte en bebouwing in de omgeving nam het uitzicht in de negentiende eeuw weer af.
De huidige vorm van de Tafelberg is bepaald door de aanleg van een gecamoufleerde betonnen watertoren in 1923. In 1934 werd op de heuvel een door architect Wouter Hamdorff ontworpen zeskantige uitzichtstoren geplaatst van 6 meter hoog. De Tafelberg bood tijdelijk weer verre uitzichten.
In 1933 kwam het gebied in handen van het Goois Natuurreservaat. Daarmee heeft het gebied een natuurfunctie gekregen en wordt het niet meer bedreigd door stedelijke ontwikkeling of zandwinning.
Leemkuil
Al in de prehistorie moeten dagzomende leemlagen van belang geweest zijn voor de boerenbevolking. Mogelijk stagneerde hier water en kon dus water voor mens en vee worden gevonden. De leem was bovendien bruikbaar als bouwmateriaal. Graafwerkzaamheden gingen door tot in de 20e eeuw. De kuilen (voor een deel waarschijnlijk ook zand- en grindwinningskuilen) zijn langgerekt en maken de strekking van de stuwwal zichtbaar. Ten zuiden van de Naarderweg kwam vanaf de negentiende eeuw een grotere afzanderij tot ontwikkeling.
Landgoedontwikkeling Crailo
Op het terrein van het landgoed Crailo stond één huis, toen het in 1628 werd gekocht door de Amsterdammer Van Rensselaer, die hier de heide wilde ontginnen. Anders dan in ’s Gravenland, dat ook in deze periode werd ontgonnen, werd hier niet afgezand, waarschijnlijk omdat een waterverbinding ontbrak (Wimmers, 1992). In de negentiende eeuw stonden er twee pachtboerderijen op het landgoed. Vanwege de landgoedaanleg kwam er al in de achttiende eeuw vrij veel bos voor. Het bos en de landerijen waren tot in de negentiende eeuw rationeel en rechtlijnig ingedeeld, zo blijkt uit de kaart van Ottens (1725). Het moet lastig zijn geweest om rendabel landbouw te bedrijven op deze hooggelegen gronden. De boeren moesten het zonder plaggendek doen. Rundvee houden was moeilijk vanwege de grote afstand tot vochtige en rijkere graslanden. In de negentiende eeuw maakten de landbouwpercelen plaats voor bos. Het landgoed werd ingericht naar de mode van de Engelse Landschapsstijl, met slingerende paden en gazons met boomgroepen bij het huis. Toen werd ook het uitzichtspunt de Trapjesberg of Trappenberg opgeworpen. Eind 19e eeuw werd ook het oude huis vervangen door het huidige. Ten oosten van Crailo werd ook de heide bebost met slingerpaden en ontstond het landgoed Bikbergen. In het noorden gebeurde dat met het landgoed Oud-Bussum. In het begin van de 20e eeuw kwam op het landgoed een sanatorium tot stand, bestemd voor kinderen met tuberculose. De gezonde lucht van de reeds aanwezige naaldbossen zou mee werken aan genezing. Na sluiting van het sanatorium kregen de gebouwen de functie van kinderziekenhuis, revalidatieoord en Mytylschool.
Militair gebruik
Aan de zuidzijde van de snelweg werd al in de negentiende eeuw de legerplaats Crailo ingericht. Dit terrein ligt buiten het gebied dat we hier behandelen.
Ondergrond bepaalt menselijk gebruik
De droge gronden van het Gooi werden, naarmate de omgeving natter werd, in de loop van de prehistorie aantrekkelijk om te wonen, en zijn misschien zelfs te beschouwen als een wijkplaats voor mensen die eerder in deze lage gebieden woonden.
Vanaf het laat-neolithicum tot in de middeleeuwen bestond er vanuit agrarische motieven een bewoningsvoorkeur voor de relatief rijke gestuwde zanden.
De hoge punten in het landschap hadden waarschijnlijk religieuze betekenis, al bestaan er, anders dan begravingssporen, geen duidelijke aanwijzingen voor. Later werden ze belangrijk als uitzichtspunt en extra verhoogd. Nog later diende de Tafelberg als watertoren.
Die bewoningsvoorkeur verdween in de loop van de middeleeuwen, waardoor de omgeving na de dertiende eeuw werd verlaten, op enkele huizen op Crailo en Oud Bussum na. Dit werden later de kernen van landgoederen.
De heidevelden waren geschikt voor schapenbegrazing, en door de hoge prijzen voor wol in de zestiende eeuw en de vraag naar schapenmest. Sinds die tijd bleef de heide ook op de betere gronden in stand door intensieve begrazing.
Vanaf de zeventiende eeuw werden deze gronden geschikt voor aanleg van bos en park op het landgoed Crailo.
Menselijk gebruik vormt landschap
Heidevelden zijn de landschappelijke resultante van het principe om de nutriënten van een groot begrazingsgebied te concentreren op een beperkt areaal akkers.
De leemkuilen zijn in aanvang mogelijk al gegraven in de prehistorie en sindsdien vergroot. Bij de bouw van de schaapskooi in 1936 is de kuil nog aanzienlijk uitgebreid.
De Tafelberg is waarschijnlijk ter wille van het uitzicht, en mogelijk als vuurbaken voor de scheepvaart opgeworpen. Een vroegere religieuze functie is niet uit te sluiten. Ter wille van het uitzicht is de tafelberg opgeworpen.
Landgoed Crailo laat sporen zien van de oorspronkelijke ontginning met min of meer formele aanleg (rechte lanen, rechte percelen) als van landschappelijke aanleg (slingerpaden).
Mens en Water
Op de droge en hooggelegen zandgronden was de aanwezigheid van water voor mens en dier een voorwaarde voor bewoning. Doordat in de leemlagen water kon stagneren werd al in het paleolithicum aan deze voorwaarde voldaan.
De schaarse hoeveelheid water en de overwegend droge gronden werden in de loop van de middeleeuwen redenen om het gebied te verlaten ten faveure van de vochtige en natte gronden rond het Gooi.
Het hoge punt maakte de tafelberg geschikt als watertoren.
Zichtbare zaken in het landschap
Tafelberg
- Tafelberg, nog steeds in gebruik als uitzichtspunt, al is door het omliggende geboomte alleen nog uitzicht op een deel van de heide.
- Uitgestrekt heidelandschap aan westzijde
- Vroegere eng, nu villapark, aan oostzijde
- Plaatselijk lijkt nog de wal zichtbaar, die ooit de grens tussen eng en heide vormde. Bij de tafelberg lijkt de wal opgenomen / verdwenen in de tuinen van de villa’s die op de vroegere eng zijn gebouwd.
De Tafelberg op een aquarel/pentekening van Jacob Cats van omstreeks 1780 - 1785. Cats maakte vier gezichten van de Tafelberg die toen een voor Nederlandse begrippen zeer indrukwekkend uitzicht had. De gezichten geven samen een 360-graden panorama. Op het afgebeelde blad C is links is het landgoed Crailo te zien dat bekend stond als Craayloos Bosch. Blad D geeft het uitzicht vanaf het Sint-Janskerkhof op de Tafelberg. Collectie Rijksmuseum.
De Tafelberg nu. Foto Overland 272:
Crailo
- Bos en landgoedontwikkeling. Het bos gedijt goed op de vrij rijke bodem.
- Trappenberg.
- Vroegere sanatoriumgebouwen en latere gebouwen.
Op enkele na, zijn de meeste landbouwpercelen uit de begintijd van het landgoed Crailo in de negentiende eeuw bebost. Foto Overland 287.
Fraaie rechte laan op het historische landgoed Crailo (de Museumlaan). Foto Overland 286.
Leemkuil
- Leemkuilen (maar ook zand- en grindwinningskuilen) in strekkingsrichting van de stuwwal.
- De leemkuilen zijn omrasterd vanwege de kwetsbare vegetatie.
Overzicht op de Blaricummerheide (waarvan het noordelijk deel ook wel als Tafelbergheide wordt aangeduid. Op de voorgrond een van de vele kleine zand-, grind- of leemkuilen. Foto Overland 279.
Leemkuil op de Blaricummerheide. De leemkuil is afgerasterd vanwege de voor betreding en begrazing kwetsbare vegetatie. Foto Overland 276.
Perspectief
Het gebied heeft de bestemming natuurgebied. Het beheer van het Goois Natuurreservaat is gericht op het in stand houden van de heide.
Het gebouwencomplex op de Trappenberg (het vroegere Sanatorium) staat leeg. Nog onduidelijk is hoe het gebied ontwikkeld gaat worden.
Interessante publicaties