bijgewerkt 26-05-2020
bron: © bureau's
Groeve Kwintelooijen
De Groeve Kwintelooijen is een wetenschappelijk onderzochte ontsluiting van een grootschalige groeve in de stuwwal tot aan de kruin van de Buurtse Berg. Geologisch, geomorfologisch, hydrologisch, archeologisch, ecologisch, educatief en recreatief is de site van groot belang.
Landschappelijke ontwikkeling
Geologie: In de voormalige ‘gemeentegroeve’ Kwintelooijen boven op de Utrechtse Heuvelrug ten zuiden van Veenendaal (Buurtse berg) is een deel van de gelaagde opbouw van deze heuvels zichtbaar. Deze opbouw bestaat uit dakpansgewijs gestapelde losse schollen met zand en zand- en kleilagen. Deze zijn door het schuiven van gletsjerijs in een late fase van de voorlaatste ijstijd (Saalien) richting het zuidwesten opgestuwd. De gletsjer lag op de plek van wat nu de Gelderse Vallei is en duwde eerdere rivierafzettingen (grind, zand, klei) en gletsjerafzettingen (keileem en zwerfstenen) voor zich uit en omhoog. Zo ontstond de gelaagdheid van de verschillende lagen die naar het noordoosten hellen. In de gelaagdheid komen rivierafzettingen van Rijn en Maas van voor de landijsbedekking voor. Aan de zuidwestkant van de groeve komen de volgende afzettingen gestuwd voor: de Formaties van Drenthe, die van Urk en van Kedichem.
Geomorfologie: De omgeving van de Buurtse Berg bestaat uit een plateauachtige erosierest met microreliëf bestaande uit ondiepe laagtes en enkele waaiervormige afzettingen. Deze laatste zijn gevormd door ijssmeltwater en sneeuwsmeltwaterstroompjes aan de binnenzijde van de stuwwal. In de helling van de groeve komt een bekkentje met een keileemvulling en ijssmeltwaterafzettingen voor.
Hydrologie: In de afzettingslagen in de groeve zijn sedimentaire structuren zichtbaar die informatie verschaffen over zowel de stuwingsprocessen als de verschillende stromingscondities en afzettingsmilieus in de riviervlakten voorafgaand aan de opstuwing.
Pre- en protohistorisch landschap: Bijzonder zijn de zeer vroege vondsten van vuurstenen werktuigen (vuistbijlen) die in de groeve zijn gedaan. De groeve is tijdens een gecombineerd geologisch-archeologisch onderzoek uitvoerig bestudeerd door de Geologische Dienst (toen in Haarlem) en het Biologisch Archeologisch Instituut (Groningen). De vondsten stammen uit een vroege fase van de voorlaatste ijstijd (Saalien) en zijn gedaan in lagen van ongeveer 190.000-170.000 jaar oud, Ze zijn dus van vóór de stuwwalvorming. Zeer waarschijnlijk gaat het om de resten van één archeologische traditie, behorend tot het jonge Acheuléen van het midden-paleolithicum. De vuistbijlen zouden gemaakt zijn door Homo Heidelbergensis, een nu uitgestorven mensensoort die leefde tussen 500.000 en 170.000 jaar geleden. Ze leefden in een vrij koude periode, in een toen nog vlak landschap dat werd gekenmerkt door vlechtende rivieren. Ze raapten vuursteen uit rivierbeddingen op om hun werktuigen van de maken. Verder zijn er botvondsten gedaan van ijstijddieren als mammoet, wolharige neushoorn en muskusos en dieren uit interstadialen: bosolifant, bosneushoorn, wild zwijn en hert. Omdat de botvondsten een mengsel zijn van diersoorten uit zowel relatief warmere als relatief koudere tijden wordt aangenomen dat de gevonden archeologische resten ook vermengd zijn geraakt door rivierwerking.
Ook na de laatste ijstijd was er weer bewoning. Vanaf het laat-neolithicum bestond er een vestigingsvoorkeur voor de relatief rijke gestuwde rivierzanden van de stuwwallen (met moderpodzolen, waaronder holtpodzolen). Veel grafheuvels op de hoogste delen van de stuwwal getuigen daarvan. Mogelijk was water voorhanden door stagnatie van grondwater op stagnerende leem. In de groeve zijn leemlagen aangetroffen die die functie gehad kunnen hebben.
Ontginningen en landgebruik: Als gevolg van agrarisch gebruik (beweiding en later ook plaggen) takelde het bos op de heuvelrug vanaf de middeleeuwen af en veranderde het in heide. Al in 1832, mogelijk al veel vroeger, was de heide al in bezit van particulieren. Zij bebosten de heide in de loop van de negentiende en twintigste eeuw. De bossen maakten deel uit van landgoederen. Rond de groeve was dat het landgoed Dikkenberg.
Delfstoffenwinning: Groeve: vanaf 1950 begon men met zandwinning. Uit de relatief steile wand kon gemakkelijk het droge zand worden weggegraven. Exploitant was de firma van Schoonhoven te Veenendaal. De zandwinning ging door tot 1990. Er ontstond maatschappelijke weerstand tegen de aanslag op het landschap en de Raad van State verbood verdere uitbreiding van de groeve. Tegenwoordig wordt zand vooral gewonnen uit lager gelegen natte gronden, waarbij zand per schip vervoerd kan worden.
Nederzettings- en buitenplaatsontwikkeling: De groeve is gegraven in de bossen van het landgoed Dikkenberg. Uit de landgoedperiode stammen enkele fraaie lanen op het niet afgegraven deel van de stuwwal.
Natuur: Het westelijk deel van de groeve (36 hectare) is bestemd voor natuurontwikkeling. Er bestaat een grote biodiversiteit als gevolg van hoogteverschillen, verschillen in oriëntatie op zon en wind en variatie in bodemgesteldheid van nat naar droog, van zuur naar basisch, van zanderig naar leemrijk. Tijdens een KNVV-inventarisatie in 2015 zijn 1.555 verschillende soorten waargenomen, waarvan 70 op de rode lijst staan. Het gebied wordt volgens onderlinge afspraak via het samenwerkingsverband ‘Club Kwintelooijen’ duurzaam beheerd door de gemeenten Veenendaal en Rhenen. Het huidige beheer van het natuurgebied is gericht op het herstel van de oorspronkelijke vegetatiesoorten. Het bos rond de groeve is van historisch-ecologische waarde met oud hakhout en bijbehorende ondergroei.
Ondergrond bepaalt menselijk gebruik
De zanden waren relatief gemakkelijk uit de stuwwalwand te graven, en de beboste heide was relatief goedkope grond. Dat verklaart mede de locatie van de groeve.
Menselijk gebruik vormt landschap
In de groeve is een nieuw landschap ontstaan. De relatief steile hellingen zijn geliefd om op te klimmen en er zijn tracks op aangelegd voor motorcross en ATB- en veldrijfietsen.
Mens en water
Er is gegraven tot het niveau van de grondwaterspiegel. Daardoor ligt er een meertje in het laagste deel van de groeve. Op de bodem van de groeve liggen lemige afzettingen afkomstig uit door water geërodeerde hellingen. Op deze slecht doorlatende afzettingen liggen tijdelijke meertjes.
Zichtbare zaken in het landschap
- Toen de groeve nog in werking was, waren in de verse wanden de afzettingen goed te zien. Het ging om sedimentaire gelaagdheid van vóór de opstuwing, om bij de stuwing ontstane schubben, om keileemlagen, om smeltwaterafzettingen, om zwerfstenen, om vorstverschijnselen of om vroegere erosiegeulen, gevuld met smeltwaterafzettingen.
- Mede dankzij mislukte bebossing is hier en daar nog steeds sprake van dagzomend materiaal in de groevewanden. Ze geven de bezoeker een indruk van het materiaal waaruit de Utrechtse Heuvelrug is opgebouwd.
- Bij het graven is een ‘getuigeberg’ uitgespaard, met als doel die als geologisch monument te bewaren. De berg bestaat uit uitermate lemige afzettingen met steile hellingen. Regenwater zorgt voor fraaie erosie- en sedimentatievormen
- Op het niet afgegraven deel van de Buurtse Berg, landgoed Dikkenberg, liggen prehistorische grafheuvels en bos met enkele fraaie lanen.
- Vanaf de bovenzijde van de groeve is een ver uitzicht mogelijk over de Gelderse Vallei waarvan de ontstaanswijze als glaciaal bekken sterk samenhangt met die van de stuwwal.
Perspectief
Onderzoek in de groeve heeft bijgedragen aan inzicht in de geologische genese en de aanwezigheid van vroege mensensoorten in preglaciale landschappen. Behalve een recreatieterrein voor fietsers en motorcrossers omvat de groeve een bijzonder landschap dat ook voor de gewone bezoeker dergelijke inzichten verschaft. De ‘getuigeberg’ is, mede doordat recreanten de berg beklimmen, aan erosie onderhevig.
Bronnen
- Balen R. van & F.S. Busschers 2010. Human presence in the central Netherlands during early MIS 6 (~170-190 Ka): evidence from early Middle Palaeolithic artefacts in ice-pushed Rhine-Meuse sediments. Netherlands Journal of Geosciences/Geologie en Mijnbouw 89 (1), 77-83
- Blijdenstijn, R., 2015. Tastbare Tijd 2.0. Cultuurhistorische atlas van de provincie Utrecht.
- Bronbacher, A.A. & W. Hoogendoorn, 1997. Aardkundige waarden in de provincie Utrecht.
- Ruegg, G.H.J., 1981. Ice pushed Lower and Middle Pleistocene deposits near Rhenen (Kwintelooijen): Sedimentary-structural and lithological/granulometrical investigations, in: Ruegg, G.H.J., Zandstra, J.G. (red.), Geology and Archeology of Pleistocene Deposits in the Ice-Pushed Ridge near Rhenen and Veenendaal, Mededelingen Rijksgeologische Dienst. Rijksgeologische Dienst, Haarlem, 165–177
- Ruegg, G.H.J., 2008. De voormalige groeve Kwintelooijen in de Utrechtse Heuvelrug. In: Grondboor & Hamer nr. 6 - 2008.
- Visscher, H.A., 2019. Op geopad naar de Buurtse Berg bij Veenendaal. Heuvelrug Zuid - Geopad 084 – De Buurtse Berg, Aflevering G 130 van de serie Telluris.
- http://www.hisgis.nl/hisgis/gewesten/utrecht/utrecht-1/Historisch-grondbezit-utrecht
- https://rce.webgispublisher.nl/Viewer.aspx?map=groen%5Ferfgoed (groen erfgoed volgens B. Maes).
Figuur 1. Situatiekaart Groeve Kwintelooijen met hoogtebeeld (bewerkt AHN2). 1: plek met start van de groeve aan de Oude Veensegrindweg, 2: laagste punt groeve met plas, 3: getuigeberg, 4: uitzichtpunten, 5: laan uit landgoedperiode die uitzichtspunt verbindt met grafheuvel.
Figuur 2. Op grond van skeletresten in Spanje maakte Élisabeth Daynès (2010) deze reconstructie van een Homo Heidelbergensis. Vuurstenen werktuigen gevonden in groeve Kwintelooijen worden aan deze mensensoort toegeschreven. Foto Dbachman Wikimedia Commons.
Figuur 3. De uitgespaarde ‘Getuigeberg’ met lemige afzettingen en recente erosiesporen in groeve Kwintelooijen. Foto Geopark.
Figuur 4. Uitzicht vanaf de bovenzijde van de groevewand, met in de laagte de Getuigeberg met spelende kinderen op de leemhelling. In de verte de Gelderse Vallei (met bebouwde kom Veenendaal) en daar achter de stuwwallen van de Veluwe. Foto Overland 010.
Figuur 5. Oude laan tussen uitzichtspunt over de groeve en grafheuvel, foto Overland 016.