Onderbouwing-Klifkust

bijgewerkt 27-05-2020

bron: © bureau's

Fossiele klif getuigt van door mensen geïnduceerd landverlies.

Historische ontwikkeling

Pre- en protohistorisch landschap: in de vroege middeleeuwen vormde Het Gooi een kaap van hoger gelegen zandgronden omgeven door zeer uitgestrekte veenmoerassen, die zich ver naar het noorden uitstrekten. Centraal in het latere Zuiderzeegebied lag een natuurlijk meer, in de Romeinse tijd Flevomeer (Flevus Lacum) en vanaf de achtste eeuw Almere genoemd.

Ontginningen en agrarisch landgebruik: door een stelsel van sloten en weteringen te graven, lukte het de mens om vanaf ongeveer de achtste eeuw deze venen te ontwateren en bewoonbaar te maken.

Landverlies: deze succesvolle landaanwinst leidde al spoedig tot het tegendeel: landverlies. Door klink en oxidatie van het slappe veen daalde het maaiveld tot dicht bij het peil van de omliggende meren en rivieren. De nog onbedijkte kusten van het Almere waren door hun lage ligging en slappe veenbodem gevoelig voor overstromingen en landafslag. Tijdens de Allerheiligenvloed van 1170 brak de Noordzee bij Texel door de duinenrij. Het Marsdiep ontstond en het Vlie verbreedde zich, waardoor het Almere directer verbonden werd met de Noordzee. Getijwerking en periodiek optredende stormvloeden zorgden voor nog meer overstromingen en landafslag. Vanaf 1300 werd het sterk gegroeide Almere voor het eerst aangeduid als Sudersee. Vanaf ongeveer 1400 bereikte het water de zandige uitlopers van de stuwwal. Door golfslag kon het water zich in de hoger gelegen stuwwal invreten en zo vormde zich een klif. Door de aanleg van de Afsluitdijk in 1932 veranderde de Zuiderzee in het IJsselmeer. Aan de golferosie en verdere klifvorming kwam toen een einde.

Ondergrond bepaalt menselijk gebruik

Veengebied: het veengebied dat ooit ten noorden van Het Gooi lag, bleek met de technische middelen van voor ca. 1300 niet voor lange tijd bewoonbaar te maken. Vele tientallen dorpen die in de veenontginningen waren gesticht, zijn verdronken door overstroming en landafslag. De overgebleven veengebieden konden vanaf de dertiende eeuw worden behouden dankzij sluitende dijken en met behulp van in de tijd steeds complexer systeem van afwatering. Bij Het Gooi was bedijking niet nodig.

Zandgebied: de droge stuwwal van Het Gooi was met dorpen als Huizen en Bussum al langer bewoond dan het veengebied. De hogere gronden boden tot op zekere hoogte een wijkplaats voor de bevolking van de verdronken veengebieden. Naarden, dat aanvankelijk enkele honderden meters ten noorden van de huidige kustlijn lag, werd in 1353 landinwaarts opnieuw opgebouwd.

Hoogteverschillen klif: ter plekke van de Geosite werd het klif door de Huizener boeren waarschijnlijk gebruikt als veekering. Veekerende wallen - kenmerkend voor zanddorpen - lagen op de randen van het dorpsgebied en keerden vee en wild van de heide of de lagere broeklanden. Deze wallen waren begroeid met eiken, geëxploiteerd als eikenhakhout), doorgroeid met stekelige struiken. Vanaf de negentiende eeuw, toen dit gebied in gebruik kwam als landgoed, werden de hoogste delen van het klif gebruikt als uitzichtspunt over het water. De Eukenberg, op zo’n 200 meter van het klif, is daartoe extra opgehoogd tot 14,3 meter boven NAP.

Nabije zee: de toegenomen zee-invloed maakte dat Huizen, vanouds een agrarisch dorp, zich kon ontwikkelen tot vissersdorp. Kalkovens, waar zeeschelpen werden gebrand tot kalk, vormden een nieuwe vorm van bedrijvigheid.

Zuiderzeebodem: op de zuiderzeebodem is een laag vruchtbare zeeklei afgezet, die na de afsluiting van de Zuiderzee kon worden ingepolderd. De gronden worden gebruikt voor landbouw en de vestiging van een nieuwe stad: Almere.

Menselijk gebruik vormt landschap

Menselijk gebruik van het landschap heeft voor een groot deel de aardkundige situatie en het landschap bepaald. Als de mens het veen niet had ontgonnen, zou er nog altijd veen hebben gelegen ten noorden van het Gooi en was er van een klif of een vruchtbare IJsselmeerpolder geen sprake geweest. Vroegere exploitatie van de helling, als veekerende wal met hakhout, is nog zichtbaar in de oude hakhoutstoven.

Mens en water

De site staat geheel in het teken van de strijd tegen het water. Van succesvolle landaanwinning door ontwatering van veenmoeras, via de verloren strijd tegen het uitbreidende Almere waardoor het klif ontstond, naar de weer gewonnen strijd, die culmineerde in de aanleg van de IJsselmeerpolders.

Zichtbare zaken in het landschap

  • Klif: het klif varieert in hoogte van enkele meters tot negen meter boven NAP (Aalberg). Het klif vormt nog altijd een zeldzaam landschappelijk fenomeen in de verder door dijken gekenmerkte Zuiderzeekust.
  • Begroeiing: het klif is begroeid met grillige eiken, overblijfsel van het hakhout waarmee het klif was begroeid.
  • Uitzichtpunten: deze zijn te vinden op de Aalberg en Eukenberg. De Eukenberg is zichtbaar extra opgehoogd op een van nature hoog deel van de stuwwal.
  • Uitzicht: zicht over het water, het kalme restant van de vroegere Zuiderzee. Tevens bestaat er zicht op de 20e-eeuwse droogmakerij Flevopolder en de nieuwe stad Almere.
  • Voorland: zone met nat/vochtig bos en met riet op ‘voorland’ klif.
  • Huizen: Kalkovens en vissershaven Huizen.

Perspectief

De klif is tegenwoordig een gewaardeerd landschappelijk fenomeen. Het beheer is gericht op het behoud en het versterken van het bestaande beeld. De uitzichtpunten op de Aalberg en Eukenberg worden als zodanig onderhouden en zijn vrij toegankelijk. Ter hoogte van de Eukenberg bestaat de klif uit een lage rand, waar het oude hakhout is teruggezet, teneinde uitzicht over het water vanaf de Eukenberg mogelijk te maken. Het hakhout heeft dit terugzetten overleefd en groeit weer opnieuw uit (waarneming zomer 2017).

 

Bronnen:

  • Kos, H.A., 2009, Van meenten tot marken. Een onderzoek naar de oorsprong en ontwikkeling van de Gooise marken en de gebruiksrechten op de gemene gronden van de Gooise markegenoten. (1280-1568).
  • Kraak, W.K., 1989. Het Magdalenabos aan de kust van het Gooimeer. In: Tussen Vecht en Eem, september 1989.
  • Neefjes, J. en H. Bleumink, 2017. Cultuurhistorische IJsselmeerbiografie. Synthese met ruimtelijke karakteristieken als bouwstenden voor ontwikkeling. Uitgave Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.
  • Palmboom, E.N., 1995. Het kapittel van Sint-Jan te Utrecht. Een onderzoek naar verwerving, beheer en administratie van het oudste goederenbezit (elfde-veertiende eeuw) (Amsterdamse Historische Reeks, Grote Serie, 20; Hilversum 1995).
  • Provincie Noord-Holland, z.j. ’t Gooi. Leidraad Landschap en Cultuurhistorie.
  • Raap, E., 2017. Regiobeschrijving ’t Gooi en de Vechtstreek. Panorama Landschap – Karakterisering van de Nederlandse Landschapsgeschiedenis in 78 regio’s. Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.
  • Sevink, J. 2016. Beschrijving van de Landschappen, Landschapseenheden en Geosites van het toekomstige Geopark Gooi en Vecht. Versie mei 2016. Stichting ter realisatie van het Geopark Gooi en Vecht.
  • Stichting Tussen Vecht en Eem, 2009. Historische Canontussen Vecht & Eem. In: Tussen Vecht en Eem, tijdschrift voor regionale geschiedenis, maart 2009.
  • Wimmers, W.H. en R.R. van Zweden. Archeologische en historisch-geografische elementen in een
  • Antropogene achtergronden van de Gooise natuurgebieden. Rapport 143, DLO-Staring.

Overige documenten:

  • Moderne topografische kaarten (vanaf 1950 tot nu)
  • Bonnebladen (vanaf 1875 tot 1950)
  • Topografisch - Militaire kaart (omstreeks 1850)
  • De kaart van Perk (1843)
  • Bodemkaart van Nederland, schaal 1:50.000.
  • Hoogtekaarten (AHN2)
  • http://www.landschappeninbeeld.nl/menu-landschappen-naardereng.htm

 

Interessante publicaties