Onderbouwing-Hoorneboegse Heide

bijgewerkt 27-05-2020

bron: © bureau's

De Hoorneboegse Heide geeft een beeld van enerzijds de rijkdom van het gebied voor de bewoners uit de brons- en ijzertijd en anderzijds de mogelijkheden die het gebied in de laatste eeuwen bood voor de welgestelden.

Hoorneboegse Heide, foto RAAP 20180205_123841

Historische ontwikkeling

Pre- en protohistorisch landschap: De stuwwal van het Gooi kent relatief rijke bodems, veroorzaakt door de gestuwde rivierzanden waaruit deze zijn opgebouwd. Daaromheen bevindt zich een gordel van armere dekzanden, waarop Zonnestraal ligt. Op de rijkere bodems bevinden zich de resten van een uitgestrekt akkercomplex uit de late prehistorie, bestaande uit kleine velden van ca 40 bij 40 meter, omgeven door walletjes. Op de overgang naar de veel armere haarpodzolbodems, liggen enkele rijen van laatprehistorische grafheuvels.

Ontginningen en landgebruik: Tot omstreeks 1600 lag in deze omgeving op en aan de flanken van de stuwwal het aftakelende Gooierbos, het laatste bos van het Gooi. Het werd gebruikt door de Erfgooiers, de boeren uit het Gooi. Daaromheen vormden zich heidevelden. Alleen de flanken zouden vanaf de zeventiende eeuw geprivatiseerd worden.

Over de Hoorneboegse Heide liep langs de oostelijke rand van de stuwwal in de late middeleeuwen en nieuwe tijd een belangrijke bovenlokale route. Brede bundels karrensporen, ontstaan door eeuwenlang inslijten van wielen in het zand, zijn daarvan nu nog in het terrein te herkennen. In diezelfde periode heeft men vermoedelijk op diverse plaatsen op het hoogste deel van de stuwwal grind gewonnen door kuilen te graven. Deze kuilen zijn nu nog aanwezig.

Buitenplaatsontwikkeling: In 1792 werd ook de stuwwalkop op de Hoorneboegse Heide uitgegeven. Mr. Pieter van Loon uit Amsterdam liet er een jachthuis met de naam Hilverroode bouwen. Enkele decennia later werd een nieuw huis gebouwd. Een belangrijke rol speelde Michael Anton Sinkel, die de naam veranderde in Hilveroord. In 1837 kocht hij een groot aantal percelen van Domeinen, buiten zijn buitenplaats. In de 19e eeuw kwam ook de buitenplaatsaanleg zelf tot stand, waaronder de majestueuze omzoming met beuken.

Militair gebruik: In Hilversum was een Duits hoofdkwartier gevestigd. In het kader van een mogelijke geallieerde aanval op West-Europa werd een aantal Nederlandse steden versterkt. Daartoe behoorde ook Hilversum. Rond de bebouwde kom werd een linie aangelegd, waarvan een tankgracht het meest herkenbare onderdeel was. Hilversumse burgers werden vermoedelijk als arbeider gebruikt. De droge gracht was zo’n zeven meter breed, en hier en daar gebruikte men bestaande waterpartijen, zoals het Laarder Wasmeer. Aan de stadszijde van de wal lag een wal van drie meter hoog, met rijshout bekleed. Op sommige plekken lag geen gracht, maar stonden aspergeversperringen. De linie werd versterkt door onder meer prikkeldraadversperringen, loopgraven en mitrailleurposten. Al tijdens de oorlog sloopten de Hilversummers het hout uit de versterking, en dat ging na de oorlog door. De linie heeft nooit een aanval hoeven afweren, want de geallieerden vielen de Randstad nooit binnen. In het reliëf van de Hoorneboegse Heide is de tankgracht nog herkenbaar, ondanks een dempingscampagne net na de bevrijding. Ook de vegetatie is op de gedempte strook anders dan ernaast.

Ondergrond bepaalt menselijk gebruik

De droge Hoorneboegse heide, op 10 tot ruim 12 meter +NAP, vormde door zijn rijke zandgronden (moderpodzolbodems) in gestuwde rivierzanden en mogelijk hydrologisch iets gunstiger omstandigheden (hogere grondwaterspiegel aan de randen) dan tegenwoordig een ideale plek voor de laat-prehistorische mens om zich te vestigen. Op de lemige bodems legde de laatprehistorische mens een akkercomplex aan, dat we nu kennen als celtic field. Op de overgang van de rijke bodems naar de armere dekzanden langs de stuwwal lagen grafheuvels, die deels ook weer op kleinere terreinhoogten liggen. Mogelijk heeft men hier voor de zichtbaarheid voor de passanten met het reliëf gespeeld. Vermoedelijk heeft de mens pas in de late ijzertijd of Romeinse tijd dit woongebied verlaten, want van daarna zijn er geen vondsten bekend. Daarna is het terrein lange tijd extensief gebruikt, als verbindingsroute over de stuwwal, als weidegebied voor vee op de verhoudingsgewijs schrale gronden buiten het cultuurland en als groeve voor grindwinning uit de grindrijke ondergrond. In alle gevallen speelden de eigenschappen van het terrein of de geografische ligging een rol. Toen het gebied in de 18e eeuw als buitenplaats gebruikt ging worden, koos men daarvoor de meest herkenbare hoogte in het landschap uit, de Hoorneboeg. De armste gronden op de flanken van de stuwwal werden een halve eeuw later door de Erfgooiers verdeeld, terwijl zij de rijkste gronden als heideterrein voor begrazing behielden. De huidige terreinen van het Goois Natuurreservaat zijn dan ook de terreinen die vanwege hun bodemvruchtbaarheid voor de Erfgooiers van relatief groter belang waren dan de omliggende, verkochte terreinen. Uniek is ook het bewust behoud als natuurterrein in de twintigste eeuw, alsmede de bewuste afronding door Hilversum met een stedenbouwkundig beëindigingsplan. Sindsdien is het gebied toeristisch-recreatief van groot belang.

Menselijk gebruik vormt landschap

Al in de late prehistorie heeft de mens invloed gehad op het uiterlijk van het landschap rond de Hoorneboeg. Daarbij is het geleidelijk opener worden van het landschap, dus het verdwijnen van het dichte bos, het beste voorbeeld. Onder invloed van die ontbossing ontstonden podzolbodems. Elders op het Gooi ontstonden al in het mesolithicum stuifzanden als gevolg van bosbranden. Tevens heeft de mens het reliëf beïnvloed door in het celtic field wallen op te werpen. Ook de grafheuvels maken onderdeel uit van het terreinreliëf. Op het aangrenzende veenlandschap heeft de mens in deze periode vermoedelijk juist relatief weinig invloed gehad. De leefwereld van de prehistorische mens speelde zich in belangrijke mate op en aan de flanken van de stuwwal af. De karrensporen hebben in het terreinreliëf, wellicht deels al op het verstuivingsgevoelige dekzand, letterlijk diepe sporen achtergelaten. Datzelfde geldt in mindere mate voor de gegraven tankgracht en de grindkuilen.

Het Gooierbos lag vermoedelijk tenminste gedeeltelijk op de rijkere moderpodzolbodems. Alle delen van het bos zullen gebruikt zijn, maar dat op de rijkere gronden heeft mogelijk het langst stand kunnen houden. Op de armere gronden zijn vanaf de 17e en vooral de 19e eeuw opnieuw bossen aangeplant, terwijl de rijkere heidevelden open terrein bleven. Ook de vegetatiekundige situatie op verschillende momenten in de tijd is dus zeer sterk door de mens beïnvloed.

Mens en water

Mogelijk haalde men zijn water uit de naastgelegen venen, meer precies de veenstroompjes. Verder speelde op de Hoorneboegse Heide het water een beperkte rol, omdat het gaat om inzijgingsgebied met een grondwaterpeil relatief ver onder het maaiveld.

Zichtbare zaken in het landschap

  • Het open heideterrein van de Hoorneboegse Heide, als contrast met de omliggende bossen en bebouwde gebieden;
  • Enkele grafheuvelgroepen;
  • De raatakker, vanwege de geringe hoogteverschillen en de relatief hoge bodembegroeiing (heidestruiken) in het terrein niet waarneembaar. Deze is met gericht terreinbeheer mogelijk wel zichtbaar te maken;
  • Het overige terreinreliëf van de karrensporen, de tankgracht (ook in de vegetatie waarneembaar) en de winningskuilen;
  • De 18e-eeuwse buitenplaats De Hoorneboeg als een ‘beboste heuvel’ op een stuwwalkop, geaccentueerd door de laan eromheen.

Perspectief

Ten aanzien van het heidegebied zijn geen bijzondere ontwikkelingen te verwachten. De buitenplaats Hilveroord verkeert momenteel in een transitiefase qua bestemming, doch voor de landschappelijke verschijningsvorm zijn geen grote wijzigingen te verwachten. De omgeving is in bezit van het Goois Natuurreservaat, wat een belangrijke borging voor goed beheer is.

 

Bronnen:

  • Archeologische Monumentenwacht Nederland (2002); Beschrijving van de bestaande toestand van de archeologische monumenten in de terreinen van het Goois Natuurreservaat. Rapport 01.177.
  • Bourgeois, Q., 2013. Monuments on the horizon : the formation of the barrow landscape throughout the 3rd and 2nd  millennium BC. Dissertation, Leiden University.
  • Buitelaar, A.L.P., 1993. De Stichtse ministerialiteit en de ontginningen in de Utrechtse Vechtstreek. Verloren, Hilversum.
  • Coops, T., J. Branger, E. de Paepe, E. van Mensch en P. Timmer (red.)., 2000. Oorden van Schoonheid. Buitenplaatsen en landgoederen in Hilversum. Verloren, Hilversum.
  • Daams, J., 1991. Zonnestraal. Geschiedenis van het Loosdrechtse Bos. Tussen Vecht en Eem, jaargang 9, p. 172-175.
  • de Bont, Chr., 1997. Modderen aan de voet van het Gooi. De betekenis van het topografisch archief van de middeleeuwse veenontginning Loosdrecht. Tussen Vecht en Eem, jaargang 15, nummer 2, p. 52-60.
  • de Bont, Chr., 2014. Amsterdamse boeren. Een historische geografie van het gebied tussen de duinen en het Gooi in de middeleeuwen. Verloren, Hilversum.
  • de Ruyter, P., 2013. Landgoed Zonnestraal. Ontwerp buitenruimte Pampahoeve en omgeving. Bureau Peter de Ruyter landschapsarchitectuur, Haarlem.
  • de Ruyter, P., 2014a. Landgoed Zonnestraal. Ontwerp nieuwe situatie parkeren aan einde Bosweg. Bureau Peter de Ruyter landschapsarchitectuur, Haarlem.
  • de Ruyter, P., 2014b. Ruimtelijk Plan Landgoed Zonnestraal. Op weg naar Unesco-Werelderfgoed. Bureau Peter de Ruyter landschapsarchitectuur, Haarlem.
  • de Ruyter, P., 2015a. Witte schip terug op de hei. Zonnestraal van Duiker weer in oude luister zichtbaar. Monumentaal, nummer 5, p. 14-17.
  • de Ruyter, P., 2015b. Het witte schip op de hei is terug. Vakblad Groen, jaargang 71, nummer 4, p. 10-13.
  • Doorenbosch, M., 2013. Ancestral Heaths. Reconstructing the Barrow Landscape in the Central and Southern Netherlands. Proefschrift Universiteit Leiden, Sidestone Press, Leiden.
  • Gottschalk, M.K.E., 1956a. De ontginning der Stichtse venen ten oosten van de Vecht. Tijdschrift KNAG, 2e reeks, deel 73, p. 206-222.
  • Gottschalk, M.K.E., 1956b. De waterbeheersing in het Stichtse veengebied ten oosten van de Vecht tijdens de ontginningsperiode. Tijdschrift KNAG, 2e reeks, deel 73, p. 311-317.
  • Kooistra, M. J., & G.J. Maas, G. J., 2008. The widespread occurrence of Celtic field systems in the central part of the Netherlands. Journal of Archaeological Science, 35(8), 2318-2328.
  • Koopman, S., 2016. Een overzicht van de Gooise en Baarnse grafheuvels. Archeologica Naerdincklant, 2016/2, p. 22-34.
  • Kos, Anton, 2005. De verdeling van Gooise gemene gronden in de eerste helft van de 19e eeuw (1836-1843). Historisch-geografisch tijdschrift 23 (2005), 91-100.
  • Kos, A., 2009. Van meenten tot marken. Een onderzoek naar de oorsprong en ontwikkeling van de Gooise marken en de gebruiksrechten op de gemene gronden van de Gooise markegenoten (1280-1568). Universiteit Leiden, Leiden.
  • Kos, A., 2013. Historische atlas van Hilversum. Uitgeverij Boom.
  • Loenen, R., 1989. Grensgeschillen te Loosdrecht. Tussen Vecht en Eem, jaargang 7, nummer 1, p. 3-14.
  • Luiten, E., M. Blott, A. Koenders, T. van den Ende, N. van Keulen, F. Meijer & Ch. van der Woude, 2016. Ruimtelijke verkenning ensemble Zonnestraal Hilversum. MTD Landschapsarchitecten, ’s-Hertogenbosch.
  • Meurs, P. & M.-Th. van Thoor (red.), 2010. Sanatorium Zonnestraal. NAi Uitgevers, Rotterdam.
  • Meyer, H.H.M., 1981. Het Tweede Blok. Holland, jaargang 13, nummer 1, p. 46-57.
  • Meyer, H.H.M., 1994. Landbouw en nijverheid in Hilversum tijdens de eerste decennia van de 19e eeuw. Historisch-geografisch tijdschrift 12 (1994), 93-118.
  • Neefjes, J. en T. Spek, 2014. Van hoog naar laag: dynamiek van het nederzettingspatroon op de Noordwest-Veluwe van de Late Prehistorie tot de Volle Middeleeuwen. Historisch-geografisch tijdschrift, jaargang 32, nummer 2, p. 67-88.
  • Sevink, J., E.A. Koster, B. van Geel & J. Wallinfa, 2013. Drift sands, lakes, and soils: the multipgase Holocene history of the Laarder Wasmeren area near Hilversum, the Netherlands. Netherlands Journal of Geosciences – Geologie en Mijnbouw, jaargang 92 – 2/3, p. 243-266.
  • Sevink, J., B. van Geel, B. Jansen & J. Wallinga, 2018. Early Holocene forest fires, drift sands, and Usselo-type paleosols in the Laarder Wasmeren area near Hilversum, the Netherlands: Implications for the history of sand landscapes and the potential role of Mesolithic land use. Catena, jaargang 2018, p. 286-298.
  • Spek, Th., 2004. Het Drentse esdorpenlandschap. Een historisch-geografische studie. Matrijs, Utrecht.
  • Steenhuis, M., J. van Doorn, A. Kuijt & P. Meurs, 2014. Landgoed Zonnestraal. Integrale cultuurhistorische waardestelling. SteenhuisMeurs, Schiedam.
  • Theunissen, E.M. & J.W. de Kort (red.), 2014. Prehistorische raatakkers op de Hoorneboegse Heide bij Hilversum. Verslag van een veldtoets. Rapportage Archeologische Monumentenzorg 225. Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Amersfoort.
  • Theunissen, E.M., en B. van Os, 2014. De pronkbijl van de Hoorneboegse Heide te Hilversum. Een staaltje vakmanschap van 4000 jaar geleden. Archeologica Naerdincklant 2014-2. AWN Naerdincklant.
  • van Aggelen, C., 2013. Hilversum en de Tweede Wereldoorlog: een speurtocht naar resten van de Duitse bezetters. Archeologica Naerdincklant 2013-3. AWN Naerdincklant.
  • van de Noort, R., 1988. De Utrechtse heuvelrug en het Gooi in de Vroege Middeleeuwen; een archeologisch perspectief, Doctoraalscriptie Middeleeuwse Archeologie, Universiteit van Amsterdam (1-155).
  • Wimmers, W.H. & R.R. van Zweden, 1992. Archeologische en historisch-geografische elementen in een natuurgebied. Antropogene achtergronden van de Gooise natuurgebieden. Rapport 143. Staring Centrum, Wageningen.
  • Wortelboer, R., 2014. Van Bronstijd tot moderne tijd, een reis door de tijd aan de hand van lokale hoogteverschillen in de Hoorneboegse Heide bij Hilversum. Archeologica Naerdincklant 2014-1, AWN Naerdincklant.

 

Interessante publicaties