bijgewerkt 26-05-2020
bron: © bureau's
Grebbeberg
De Grebbeberg (historisch de Heimenberg), vormt samen met de Laarsenberg het abrupte einde van de Utrechtse Heuvelrug en de stuwwal van Rhenen. In de verte zijn de Veluwse stuwwallen zichtbaar, waarmee de Rhenense stuwwal ooit één geheel vormde. Door riviererosie zijn Veluwe en Heuvelrug gescheiden en is een steile helling naar de uiterwaarden ontstaan met een hoogteverschil van ruim 50 meter. Vanaf de berg is een spectaculair uitzicht mogelijk over de Gelderse Vallei, de Nederrijn en de Betuwe. Hierdoor is de berg al vele eeuwen van strategische betekenis.
Landschappelijke ontwikkeling
Geologie: De stuwwal van Rhenen is gevormd door het schuiven van gletsjerijs in een late fase van de voorlaatste ijstijd (Saalien). De gletsjer lag op de plek van wat nu de Gelderse Vallei is en duwde eerder afgezette rivierafzettingen (grind, zand, klei) en gletsjerafzettingen (keileem en zwerfstenen) voor zich uit en omhoog. In de gelaagdheid van de Grebbeberg komen rivierafzettingen van Rijn en Maas van voor de landijsbedekking voor. De uitloper van deze gletsjer heeft deels op het heuvelcomplex gelegen waardoor het heuvelreliëf deels afgevlakt is geraakt. De Grebbeberg kent daardoor plateaus met enkele lage welvingen. Verder komen ijsfrontverschijnselen voor zoals kleine smeltwaterterrassen en ijssmeltwaterdalen aan de noordoostkant (de Laarsenberg) en aan de zuidwestkant. Oorspronkelijk lag de gletsjertong tot in de Overbetuwe en vormde het stuwwalcomplex van de Utrechtse Heuvelrug en de stuwwal van Wageningen één geheel. Het deel van de stuwwalboog in de Overbetuwe is door latere rivierwerking geërodeerd. Langs de flanken van de stuwwal heeft de wind tijdens de droge en koudere perioden duinzand afgezet (in jargon: dekzand).
Geomorfologie: In de laatste ijstijd hebben sneeuwsmeltwaterstromen enkele dalen in de grotendeels bevroren bodem uitgesleten. Deze zijn onder de huidige klimaatomstandigheden (met diep grondwater) droog komen te staan. Door riviererosie zijn de randen van de stuwwal aangetast geraakt en ondergraven waardoor op de overgang naar het rivierengebied steile hellingen en steilranden ontstonden. Langs de steilranden worden tijdens neerslagpieken erosiedalen uitgesleten. Het grootste dal- en geulsysteem is de nog nader te onderzoeken Zwitserse Vallei, een droogdal met een rond heuveltje in het midden dat ver boven het niveau van het rivierengebied eindigt. Verder komen er kommetjes en geulen voor waarvan sommige als leemkuilen- en grindgaten kunnen worden aangeduid.
Hydrologie: De stuwwalhoogten fungeren als inzijgingsgebied voor hemelwater. Langs de randen treedt dit als kwelwater naar buiten richting de riviervlakte en de Gelderse Vallei.
Pre- en protohistorisch landschap: Vanaf het laat-neolithicum bestond er een vestigingsvoorkeur voor de relatief rijke gestuwde rivierzanden van de stuwwallen (met holtpodzolen). Het is daarom denkbaar dat de Grebbeberg toen bewoond was. Enkele gevonden (resten van) grafheuvels getuigen daarvan. Mogelijk was ook op de berg water voorhanden door stagnatie van grondwater op stagnerende leem.
Ontginningen en landgebruik: In de loop van de middeleeuwen ontstond er steeds meer belangstelling voor de lage zand en rivierkleigronden rond de stuwwal waardoor een vestigingsvoorkeur ontstond voor de overgangen tussen hoog en laag. Men vestigde zich daarom op de flanken van de Laarsenberg (feitelijk de noordzijde van de Grebbeberg). Bij de buurtschappen Achterberg en Laar ontstonden kampontginningen. Daaruit ontstond als gevolg van grote bevolkingsgroei vervolgens een groot bouwlandcomplex (eng) op de glooiende noordhelling van de stuwwal. Deze eng beslaat nu een groot deel van de Laarsenberg. Op de steile hellingen van de Grebbeberg, waar hoge gronden abrupt overgaan in rivierkleigronden, bestond een dergelijke geleidelijke overgang niet, zodat hier geen nederzettingen ontstonden. Vanaf de middeleeuwen gebruikten de boeren het bos op de Grebbeberg om vee te weiden of plaggen te steken, waardoor het bos verdween om plaats te maken voor heide. Al in de eerste helft van de negentiende eeuw werd een groot deel van de berg bebost met eikenhakhout. Hakhout werd vooral aangeplant op voormalige landbouwgronden, omdat er hoge eisen werden gesteld aan de bodemvruchtbaarheid. Het was echter ook mogelijk op de relatief rijke moderpodzolen. Heidegebieden met veel armere humuspodzolen, zoals het Leersumseveld, werden vooral met dennen beplant.
Delfstoffenwinning: In de gestuwde rivierzanden van de Grebbeberg dagzomen ook leem- en grindhoudende lagen. Enkele kuilen kunnen zijn ontstaan door de winning van deze materialen. De zogenaamde Zwitserse Vallei kan behalve als droogdal ook (deels) als winningskuil zijn ontstaan.
Uit de relatief steile wand van de Grebbeberg kon gemakkelijk zand worden weggegraven. Al in de achttiende eeuw werd er zand uit de oostelijke helling gewonnen voor de aanleg van de bastions. Vanaf circa 1900 gebeurde dat in de zuidelijke helling voor de fabricage van kalkzandsteen. Vanaf de jaren ’70 werd ook onder de grondwaterspiegel zand gewonnen. Dicht bij de brug over de Rijn ligt in de zuidhelling nu een grote ontzanding met een diepe plas er in, die bekend staat als het ‘Grindgat’. Op de oostelijke helling getuigen enkele happen uit de berg van kleinschaligere twintigste-eeuwse zandwinning.
Nederzettings- en buitenplaatsontwikkeling: Al in 1832, mogelijk al veel vroeger, was de heide op de Grebbeberg in bezit van particulieren. Zij namen het initiatief voor de bebossing van de heide in de loop van de negentiende en twintigste eeuw. Belangrijk was de buitenplaats Heimerstein. De bewoner, Constantin Baron Von Knobelsdorf, breidde in 1845 zijn bezit uit op de Laarsenberg en Grebbeberg. Hij legde talrijke lanen aan (met onder meer linde en beuk). Op de walburcht (zie later) liet hij in 1845 een kasteelachtige woning bouwen (kasteelfolly, later boswachterswoning, nu ruïne).
Militair: Al in de vroege middeleeuwen was de Grebbeberg van grote strategische betekenis. De berg overzag de Rijn en lag op de route tussen de bisschopssteden Utrecht en Keulen. In de zevende eeuw, in de periode dat het Frankische rijk de macht in Midden-Nederland vestigde, werd op de rand van de berg een halvemaanvormige walburcht gebouwd. Het is onbekend vanuit welke partij (Friezen, Franken) de walburcht is gebouwd. Wel is duidelijk dat de walburcht wijst op de aanwezigheid van regionale topelite. De burcht is in fasen verder uitgebouwd. De laatste bouwfase was tussen 1030 en 1120 na Christus.
In de loop van de dertiende en veertiende eeuw kregen juist de noord- en de oostkant van de berg (dus de Laarsenberg) een militaire functie. De boerderijen van Laareind waren alleen door het onbewoonde Binnenveld van het vijandelijke Gelre gescheiden. Er werden kastelen en versterkte boerderijen gebouwd die een bisschoppelijke linie vormden tegen de Geldersen, met onder andere kasteel De Horst, kasteel Leefdael en ridderhofstad Hamersteyn (voor het eerst genoemd in 1401). Uit dit kasteel zou zich veel later de eerdergenoemde buitenplaats Heimerstein ontwikkelen. Rhenen werd in die tijd een versterkte stad met stadsrechten.
Het strategisch belang nam nog toe toen vanaf het midden van de achttiende eeuw de Grebbelinie werd aangelegd. De oeverwal van de Rijn tussen Wageningen en de Grebbeberg kon niet worden geïnundeerd en was dus een doorgangsroute, een zogenaamd ‘acces’, voor vijandelijke troepen vanuit het oosten. Om de gebieden meer noordelijk te kunnen inunderen moest inundatiewater kunnen worden aangevoerd dat vanuit de Rijn werd ingelaten met de Grebbesluis, direct onder de Grebbeberg. Zowel deze sluis als de doorgangsroute moesten worden verdedigd. Dat gebeurde met een serie bastions tussen Grebbeberg en uiterwaarden en het hoornwerk van Menno van Coehoorn, bij de Grebbesluis.
De Duitsers kozen de route over de Rijnoeverwal en de Grebbeberg in de meidagen van 1940. De driedaagse Slag om de Grebbeberg vond toen plaats. Voorbereidend op die aanval waren op de berg en het hoornwerk al versterkingen aangelegd. Bij de slag lieten 420 Nederlandse en zo'n 250 Duitse militairen het leven. De militaire erebegraafplaats, betonnen (resten van) kazematten en resten van loopgraven getuigen nog van de slag.
Natuur: Er groeit nu vooral eikenbos op zowel de steile hellingen als het plateau van de Grebbeberg. In de grillige eiken die voortkomen uit hakhoutstoven is het hakhoutverleden nog af te lezen. In de Zwitserse Vallei komt ook hoog opgaand beukenbos voor. De Grebbeberg vormt één geheel met de gebieden Laarsenberg en het uiterwaardengebied Blauwe Kamer, en wordt beheerd door Het Utrechts Landschap. Dankzij de vele gradiënten en overgangen op een klein oppervlak is de natuur hier zeer divers. Het gebied is van historisch-ecologische waarde met boom- en plantensoorten als beuk, es, gladde iep, ruwe berk, wintereik, zomereik, egelantier, hondsroos, sleedoorn, sporkehout, wilde kardinaalsmuts, wilde lijsterbes en bitterzoet. De Zwitserse Vallei is begroeid met beuken. De Grebbeberg kent een rijke oud bosflora, met o.a. dalkruid en salomonszegel. Vanwege de zuidelijke expositie van de hellingen, ook in de groeve Vogelenzang, komen hier veel warmteminnende planten voor. Het struweel aan de voet van de Grebbeberg is rijk ontwikkeld, met o.a. besanjelier, heggerank en hop.
Ondergrond bepaalt menselijk gebruik
De relatief rijke zandgronden van de stuwwal waren vanaf het laat-neolithicum geschikt om te akkeren. Vanaf circa 1900 waren ze geschikt voor eikenhakhoutplantages.
Op de glooiende noordrand van de berg (Laarsenberg) met geleidelijke overgangen naar de Gelderse Vallei was ruimte voor het ontstaan van nederzettingen vanaf de vroege middeleeuwen. Die ruimte bestond niet op het zuidelijke deel van de berg (Grebbeberg).
Het laaggelegen zuidelijke deel van de Gelderse Vallei was een natuurlijke grens tussen Gelre en het Sticht.
Dankzij de grensligging en de hoge ligging boven de rivier heeft de berg al eeuwen een strategische ligging.
Het sterke reliëf, de uitzichten en de bossen waren al in de negentiende eeuw publiekstrekkers. Mogelijk waren de vele bezoekers ook een reden dat op de berg vanaf 1919 Ouwehands Dierenpark zich kon ontwikkelen.
Menselijk gebruik vormt landschap
Het bos dat hier van nature groeide veranderde door menselijk gebruik in heide. Vanaf circa 1800 werd dat omgevormd naar hakhout, dat niet meer wordt geoogst en daardoor nu opgaand bos is geworden.
Het hoornwerk en de bastions zijn goed zichtbare militaire objecten in het landschap.
Op de noordelijke bergwand is een landschap met kampontginningen en een eng ontstaan.
Mens en water
De mogelijkheid om de lage Gelderse Vallei te inunderen leidde tot de aanleg van de Grebbelinie, met de Grebbesluis onder aan de Grebbeberg.
Zichtbare zaken in het landschap
- De steile hellingen van de Grebbeberg en uitzicht over de rivier, waarvan het stromende water de steile hellingen heeft gevormd.
- De glooiende Laarsenberg met akkers en uitzicht op de Gelderse Vallei en de stuwwallen van de Veluwe. Op de glooiende helling liggen enkele graften, die verder alleen in Zuid-Limburg zijn te vinden. Wallen op akkerranden vingen erosiemateriaal op van hoger op de heling waardoor een terras ontstond dat verdere erosie tegengaat.
- De Grebbesluis, het hoornwerk, zichtbaar vanaf de Grebbeberg
- De militaire begraafplaats en resten van bunkers (kazematten) en loopgraven.
- Grillige eiken, zichtbaar voortgekomen uit hakhout
- De grote groeve het grindgat en de kleinere op het westelijke uiteinde van de Grebbeberg
- De Zwitserse Vallei begroeid met opgaande beuken
Perspectief
De Grebbeberg is een bijzondere plek waar verschillende aardkundig, historische en ecologische landschappen samen komen. Door het bijzonder landschap en de bijzondere militaire geschiedenis geniet de berg landelijke bekendheid. Daarnaast maakt het deel uit van een evenzeer landelijk bekend natuurgebied. De berg is uitgeroepen tot aardkundig monument. De ringwalburcht is een archeologisch monument. Vele elementen van de Grebbelinie zijn rijksmonument, waaronder de bastions, het hoornwerk en resten van kazematten.
Bronnen
- Blijdenstijn, R., 2015. Tastbare Tijd 2.0. Cultuurhistorische atlas van de provincie Utrecht.
- Bronbacher, A.A. & W. Hoogendoorn, 1997. Aardkundige waarden in de provincie Utrecht.
- Deys, H.P. z.j. De Geschiedenis van de plantage Willem III te Rhenen (op www.docplayer.nl).
- Doesburg, J. van, 2008. Het Geheim van de Heimenberg ontsluierd? De datering van de walburg bij Rhenen. In: Bultje van Dillen, L, 2008, Geschiedenis van Rhenen.
- Neefjes, J., T. Spek en E. van Hagen, 2008. Verkenning Cultuurhistorie Laarsenberg.
- Stichting Het Utrechts Landschap, 2011. Beheerplan Blauwe Kamer, Grebbeberg en Laarsenberg.
- Visscher, H.A., 2019 Op Geopad naar de Laarsenberg bij Rhenen. Waar een bosrijke stuwwalflank je ook akkers met terrasjes laat zien. Aflevering G089 van de serie Telluris.
- Visscher, H.A., 2019 Op Geopad naar de Grebbeberg bij Rhenen. waar de Utrechtse Heuvelrug met een steile helling eindigt. Aflevering G090 van de serie Telluris.
- https://www.utrechtslandschap.nl/grebbeberg
- hisgis.fa.knaw.nl
- http://www.hisgis.nl/hisgis/gewesten/utrecht/utrecht-1/Historisch-grondbezit-utrecht
- https://www.provincie-utrecht.nl/onderwerpen/alle-onderwerpen/aardkundige-waarden-monumenten/aardkundige-monumenten/
- https://www.grebbeberg.nl/
- https://hetutrechtsarchief.nl/beeldmateriaal
- https://www.geologievannederland.nl/
- https://rce.webgispublisher.nl/Viewer.aspx?map=groen%5Ferfgoed (groen erfgoed volgens B. Maes).
- www.grebbelinie.nl
Figuur 1. Situatiekaart Grebbeberg met hoogtebeeld (bewerkt AHN2). 1: Zwitserse Vallei, 2: Eng op de Laarsenberg, 3: Cuneraweg met bewoning vanaf de middeleeuwen, 4: Ringwalburcht, 5: Grebbesluis met hoornwerk, 6: uiterwaardengebied Blauwe Kamer, 7: Erebegraafplaats, 8: zandgroeven, 9: Dierenpark Ouwehands.
Figuur 2. Schematisch kaartje van de stuwwallen van de Utrechtse Heuvelrug, de Veluwe en Nijmegen-Kleef die ooit één geheel vormden. 1: ligging gletsjerlobben langs de rand van de ijskap, 2: stuwwallen (bestaand of verdwenen), 3: niet bereikt door het landijs. Bron: bewerkt hoogtebeeld (AHN-viewer) en gegevens Geologie van Nederland.
Figuur 3. Prentbriefkaart naar foto van de Zwitserse Vallei, van omstreeks 1905. De Grebbeberg trok vanwege het bijzondere landschap al rond 1900 vele toeristen, getuige de vele ansichten uit die tijd. Uit deze en andere ansichten blijkt dat de hellingen van de Zwitserse Vallei toen al waren begroeid met bomen, mogelijk deels de jonge versies van de nu volwassen beuken. Op de bodem van de laagte lag een half verhard pad. Beeldbank Utrechts Archief, cat. nr. 12134.
Figuur 4. Uitzicht vanaf de Grebbeberg op de uiterwaarden bij hoogwater. In de laagte op de voorgrond een van de bastions. Foto Overland 035.
Figuur 5. De folly op een van de uiteinden van de walburcht. Foto Overland 034.
Figuur 6. Uit hakhout voortgekomen grillige eiken op de helling van de Grebbeberg. Foto Overland 031.
Figuur 7. De Zwitserse Vallei. Foto Overland 040.