bijgewerkt 27-05-2020
bron: © bureau's
Het gebied Gijzenveen / Laegieskamp ligt op de rand van het Gooi. Het gebied is sterk verstedelijkt en ligt op de rand en deels tussen de woonwijken van Hilversumse Meent en Bussum. Toch doet zich een voor het Gooi uitzonderlijke situatie voor. Het gebied is nooit diep vergraven of bebouwd, zoals elders in het Gooi, waardoor deze grenszone relatief onverstoord is, en zich ijzerrijke kwel voordoet. De manier waarop mensen dit gebied gebruikten is steeds door deze verschillen in hoogteligging, waterhuishouding en kwel beïnvloed. De historische ontwikkeling is te verdelen in een aantal fasen.
Historische ontwikkeling
Pre- en protohistorisch landschap:
Het gebied ligt op de rand van het Gooi, op de overgang van hogere, droge gronden (aan de oostkant), naar lagere, nattere en venige gronden (aan de westkant). De hogere gronden bestaan uit pleistocene zanden. In het gebied zijn uit deze periode geen archeologische vondsten bekend, maar onderzoek aan het veen leverde gegevens over de landschapsgeschiedenis. De lagere gronden waren in het vroege holoceen eerste instantie droog. Al in het mesolithicum maakte het bos hier periodiek plaats voor heide en trad podzolisatie op, mogelijk door toedoen van de mens (vergelijk Geosite 18/19/20). Door waterstagnatie in de gevormde podzol en door kwel steeg de grondwaterspiegel en trad veenvorming op. In de lagere gebieden meer naar het westen ontstonden dikke veenpakketten met voedselarme venen. Ter plekke van het Gijzenveen en Laegieskamp was het veen minder dik. Hier deed zich sterke ijzerrijke kwel voor en groeide onder in vloed van de kwel waarschijnlijk elzenbroekbos. De hogere zandgronden werden al in de prehistorie gebruikt als veeweide, en hier werden plaatselijk ook akkers en nederzettingen aangelegd. Het landschap van deze relatief arme zandgronden tendeerde meer permanent naar heide vanaf het laat-neolithicum. De lage veengronden werden in de prehistorie waarschijnlijk nog nauwelijks gebruikt. De overgangszone werd mogelijk loof geoogst uit het broekbos en mogelijk werd ook vee geweid, waardoor het broekbos opener werd.
Ontginningen en landgebruik:
Onverdeelde fase: De natte gronden, inclusief het Gijzenveen en de Laegieskamp werden in de loop van de middeleeuwen en de nieuwe tijd in gebruik genomen als hooi- en weiland. Ze maakten deel uit van de Hilversumse Meent, waar overigens niet alleen Hilversumse- maar alle Erfgooiers weiderechten op hadden. Opmerkelijk is dat deze veengronden niet in de middeleeuwen zijn ontwaterd en ontgonnen tot de voor Holland zo karakteristieke veenontginningen met strokenverkaveling en lintdorpen (zoals b.v. Ankeveen). Klaarblijkelijk stonden oude gebruiksrechten de uitgifte van deze venen aan ontginners in de weg. Het landschap van de Hilversumse Meent bleef daarom nog lang onverdeeld, zonder bewoning, zonder kavelindeling en zonder wegen of grote waterlopen. Op de oostelijke rand van de Meent, ter plekke van het Gijzenveen en Laegieskamp, hadden deze gronden na ontginning een (voor die tijd) redelijke bodemvruchtbaarheid dankzij de nutriëntenaanvoer met de kwel en dankzij de vroegere begroeiing met elzen (stikstofbinder). Onder invloed van maaien en begrazen en de aanvoer van basenrijk grondwater ontstonden schraalgraslanden met plaatselijk blauwgraslanden. Op de groenlanden van de Meent liet men vooral rundvee grazen. Tot in de veertiende eeuw, toen sluitende bedijking tot stand kwam, moet de Meent onderhevig zijn geweest aan overstromingen vanuit de Zuiderzee of het Naardermeer. In het veen van het Gijzenveen is pyriet (met katteklei) aangetroffen dat op vroegere bijmenging van brak water wijst.
De aangrenzende hogere zandgronden waren in ook in gebruik als weidegebied maar dan voor schapen, die veel beter bestand zijn tegen een karig dieet. Door bodemverarming, die al vanaf de prehistorie gaande was, lagen hier zeer arme haarpodzolen met een heidevegetatie. Bij het Gijzenveen bestond een harde grens tussen hoge, droge gronden, beweid door schapen enerzijds en lage natte gronden beweid door koeien. Tussen deze twee landschappen lag een wal, de Koedijk, die het vee gescheiden moest houden.
Verdeelde fase: Deze landschappelijke scheidslijn bleef in grote lijnen in stand tot in de negentiende eeuw. In die tijd werd de hoger gelegen heide deels in gebruik genomen als bos en akkerland. Bij de Laegieskamp werden kleine delen van de Hilversumse Meent afgescheiden, omwald en in percelen verdeeld. Het overgrote deel van de Hilversumse Meent werd pas in het begin van de 20e eeuw productiever gemaakt door te ontwateren met sloten en door de percelen te verdelen. Bij het Gijzenveen werden kleine dekzandkopjes die boven het veen uitstaken geëgaliseerd en werd veengrond opgehoogd met zand. Het intensievere gebruik, ontwatering en bemesting ging ten koste van natuurwaarden, waaronder de blauwgraslanden. Toch bleef de meent nagenoeg onbewoond.
Het gebied op de kaart van Perk (1943). Gijzenveen en Laegieskamp maken deel uit van de Hilversumse Meent. De hogere gronden zijn in gebruik als heide, waarop percelen bos en akkerland zijn aangelegd. Noord is links.
Fase verstedelijking: In de loop van de twintigste eeuw raakte het gebied bebouwd. De hoge gronden ten oosten van het Gijzenveen en Laegieskamp verdwenen vrijwel geheel onder de woonwijken van Bussum. Op de eerder omwalde (en van de Meent afgescheiden) gronden van de Laegieskamp kwamen sportvoorzieningen, waarbij de aanwezigheid van water van pas kwam. Vanaf de jaren 1920 en 1930 kwamen er, behalve sportvelden, een natuurzwembad en een schaatsbaan. In de jaren 1970 werd voor het eerst ook op de lage Hilversumse Meent gebouwd. De lage grond werd opgehoogd met 550.000 m3 zand afkomstig uit de Vechtplassen voor de woonwijk Hilversumse meent. Tussen deze woonwijk en de bebouwing van Bussum liet men een ‘landschappelijke singel’ onbebouwd, precies de oude overgangszone, die nog altijd werd gekenmerkt door kwel en die in gebruik bleef als land- of tuinbouwgrond.
Fase natuurontwikkeling: Vanaf de jaren ’80 van de twintigste eeuw was er een kentering in het natuurbeheer. Nieuwe natte natuur en ecologische verbindingszones werden belangrijke speerpunten. Ondanks de sterk verstedelijkte omgeving kwam het gebied Gijzenveen / Laegieskamp in de belangstelling te staan. Hier was een ecologische verbinding mogelijk tussen de hoge gronden van Het Gooi en het Naardermeer. Bovendien was het mogelijk om gebruik makend van de ijzerrijke kwel tot bijzondere ecologische waarden te komen. De bemeste en deels opgebrachte bovengrond werd afgegraven. Door in te grijpen in de waterhuishouding werd voorkomen dat het kwelwater te snel afstroomt. Het nieuwe reliëf is afgestemd op gradiënten in vochtigheid (van permanent water tot plas-dras tot vochtig). Ook zijn er gradiënten in de aanvoer van basenrijk kwelwater. Hierdoor ontwikkelt zich midden in de sterk verstedelijkte omgeving weer gevarieerde, door kwelwater gevoede ‘nieuwe natuur’.
Militair gebruik:
Op historische kaarten is te zien dat op het Gijzenveen een aarden verdedigingswerk lag: ‘Werk 1 (of Batterij) aan de Koedijk’. Het was onderdeel van het zogenaamde ‘Offensief van Naarden’, een ring van forten en batterijen aan de zuidkant van Naarden, aangelegd in de jaren ’70 van de negentiende eeuw. Later deed het werk ook dienst in de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Het bestond uit een grondwal en opstelplaatsen voor kanonnen met daaromheen een gracht. De ligging van het werk op deze plek, bij de overgang van natte naar droge gronden was niet toevallig. Tot hier reikte het inundatiewater. Ten oosten daarvan kon Naarden gemakkelijk door de vijand overvallen worden. Omstreeks 1926 is werk 1 met de grond gelijk gemaakt. Bij de herinrichting van het gebied in 2014, in het kader van natuurontwikkeling, zijn de vroegere wal en de gracht weer zichtbaar gemaakt.
Op de Laegieskamp werd in 1993 (ook bij grondwerkzaamheden voor natuurontwikkeling) het restant van een geschutsopstelling uit de Eerste Wereldoorlog gevonden.
Ondergrond bepaalt menselijk gebruik
Dankzij de lage ligging en de basenrijke kwel was de Hilversumse Meent geschikt als weidegebied en hooiland. Dit bleef het geval tot in de twintigste eeuw. Op de Laegieskamp maakte de kwel de aanleg van het zwembad en de schaatsbaan mogelijk. Daarna waren deze omstandigheden in zowel het Gijzenveen als de Laegieskamp gunstig om nieuwe natuur te ontwikkelen. De drogere gronden werden beweid door schapen, en hier ontstond een heidegebied. In de twintigste eeuw leenden deze hogere gronden zich goed voor de aanleg van nieuwe woonwijken.
Menselijk gebruik vormt landschap
Door de ingebruikname van de lagere gronden veranderde het broekbos van de Hilversumse Meent in uitgestrekt wei- en hooiland. Tot in de twintigste eeuw bleef deze onverdeelde grond onontgonnen, onbewoond en lag hier een zeer uitgestrekt boomloos landschap. Alleen bij de Laegieskamp werden in de negentiende eeuw enkele percelen van de meent afgescheiden en stond er opgaande begroeiing op de grenswallen. In de twintigste eeuw werden hier zwembad en schaatsbaan aangelegd, die inmiddels beiden gesloten zijn. De nieuwe wijk Hilversumse Meent kon alleen tot stand te komen door het lage, natte terrein op te hogen met zand. Op de hogere gronden veranderde het eiken-berkenbos door agrarisch gebruik vanaf de middeleeuwen in heide, waar in de loop van de achttiende en negentiende eeuw percelen bouwland en bos op werden aangelegd. Op de grens tussen heide en meent lag een markante veekerende wal, de Koedijk.
De Koedijk met vaag zichtbaar het achterliggende afgezande Cruysbergen. Voor de afzanding had de wal hier waarschijnlijk meer het karakter van een rand. Foto RAAP P9053429.
Vanaf de jaren ’90 van de twintigste eeuw werd het landschap ingericht naar ecologische maatstaven met voor de natuur optimale gradiënten tussen open water en droge grond en tussen kwel- en regenwaterinvloed.
Mens en water
De diepte van het grondwater was bepalend voor de verschillen in gebruiksmogelijkheden en het landschap tussen de hoge en lage gronden. Het basenrijke kwelwater was bepalend voor de natuurlijke vegetatie, voor de aard van het grasland van dit deel van de Hilversumse Meent, voor de aanleg van zwembad en schaatsbaan en voor de recente natuurontwikkeling.
Zichtbare zaken in het landschap
Gijzenveen
- Koedijk, als wal, met grillige eiken, voortkomend uit vroegere begroeiing met eikenhakhout. Doordat de achter gelegen hogere zandgronden zijn afgegraven voor zandwinning (Cruysbergen) heeft de wal nog meer het karakter gekregen van een dijk. Voor die tijd zag hij er mogelijk meer uit als een steilrand.
- Pioniersvegetatie na natuurontwikkeling. Met water, plasdras en iets drogere grond met pioniersvegetaties met o.a. dopheide, zonnedauw.
- Sloten met zichtbaar ijzerrijk (rood) water
- Een wal en een omliggende sloot (smaller dan vroeger) als herinnering aan Werk 1 van het Offensief van Naarden.
- De wijk ‘Hilversumse Meent’, hoger gelegen door het opbrengen van zand op de natte Hilversumse Meent.
Deel van het Gijzenveen, met, ondanks de ondanks de zeer droge zomer van 2018, nog met veel water dankzij de kwel. Foto Overland 63.
Pioniersvegetatie met o.a. zonnedauw en veenmos op het Gijzenveen. Foto RAAP P9053412.
IJzerhoudend water in een binnensloot in het gereconstrueerde Werk 1. Foto Overland 73.
Laegieskamp
- Omtrek van in de negentiende eeuw van de Hilversumse meent afgescheiden percelen, inmiddels met zware eiken begroeid, voortkomend uit vroeger hakhout.
- Pioniersvegetatie na natuurontwikkeling. Met water, plasdras en iets drogere grond met pioniersvegetaties.
- Zwembadterrein, nu verwilderd, begroeid met nat mos, het zwembad zelf is aan het verlanden (riet).
- Oude schaatsbaan, nu rietmoeras.
- Blauwgraslanden tussen de schaatsbaan en de hockeyvelden
Overzichtsfoto Laegieskamp, met aangelegde nat-droog gradiënten in het kader van natuurontwikkeling. Foto Overland 93.
De Laegieskamp, met links een met nu forse eiken begroeide wal, waarmee de kamp in de negentiende eeuw van de Hilversumse Meent werd afgescheiden. Foto Overland 94.
Net gemaaid blauwgrasland met in de verte rietvelden op de voormalige schaatsbaan Foto Overland 99.
Het zwembad op de Laegieskamp, nu begroeid met riet. Foto Overland 97.
Betonnen rand van het vroegere zwembadterrein waar nu nat bos opkomt. Zichtbaar ijzerhoudend water op de nog niet verlande plekken. Foto Overland 95.
Perspectief
Gijzenveen en Laegieskamp zijn als natuurgebied in gebruik. De bestemming ligt daarmee min of meer vast. Het aanzien van het landschap hangt af van keuzes in het natuurbeheer.
Bronnen:
- Bouman, A.C. & B.F. van Tooren 2005. Het Laegieskamp' een blauwgrasland op de overgang van zand en veen. Stratiotes 30: 48-55
- de Mars, H., W. Fokkema & J.C.A. van Alphen. 1995. Natuurontwikkeling in het Laegieskampgebied. De Levende Natuur 96 156-157.
- Haan, M. de & J. Sevink, 2010. Inventarisatie bodemverstoring Koedijkgebied.
- Pfeiffer, H., 2008. De Laegieskamp: een soort Drielandenpunt. in: Vrienden van ’t Gooi, 2008, nr. 3, p. 65-67.
- van Geel, B., O. Brinkkemper, E.J. Weeda en J. Sevink, 2016. Formation, vegetation succession and acidification of a Mid-Holocene moorland pool in the western Netherlands. In: Netherlands Journal of Geosciences — Geologie en Mijnbouw, doi:10.1017/njg.2016.1.
- Wimmers, W.H. & R.R. van Zweden, 1992. Archeologische en historisch-geografische elementen in een natuurgebied. Antropogene achtergronden van de Gooise natuurgebieden. Rapport 143. Staring Centrum, Wageningen.
Interessante publicaties