Onderbouwing-de Eng bij Huizen

bijgewerkt 05-05-2020

bron: © bureau's

Historische ontwikkeling

Pre- en protohistorisch landschap: de zandgronden van het Gooi vormden in de prehistorie een kaap van relatief droge, goed begaanbare gronden omgeven door natte onbewoonbare moerassen. De door ijs opgestuwde rivierzanden waren begroeid met eiken-beukenbos dat vanaf het laat-neolithicum veranderde in een opener bosgebied met verspreid liggende akkers, bosweiden, bosrestanten, secundair bos en verspreid liggende boerderijen. Door een bewoningsterugval aan het eind van de Romeinse tijd raakte een groot deel van de stuwwal weer met gesloten eiken-beukenbos begroeid.

Ontginningen en agrarisch landgebruik: vanaf de zevende eeuw nam de bevolking weer toe. Voor de aanleg van akkers hadden de middeleeuwse boeren een voorkeur voor droge zandgronden, die niet al te arm waren. De gestuwde rivierzanden van de stuwwal voldeden hieraan. De ontginningen (kampontginningen genoemd) waren in eerste instantie klein, bestaande uit een boerderij, omgeven door enkele akkers die door een hek of wal waren gescheiden van de woeste gronden. Die woeste gronden bestonden aanvankelijk uit bos, maar doordat dit bos werd gebruikt als begrazingsgebied veranderde het bos op de droge gronden in de loop van de middeleeuwen in heidevelden (vooral begraasd door schapen), en op de natte gronden in graslanden (voor het rundvee). 

Nederzettingsontwikkeling: vanaf de negende en tiende eeuw vestigden de boeren van het Gooi zich in vaste woonplaatsen. Ze bouwden hun boerderijen aan de lage randen van het Gooi op de overgang van droge naar natte gronden. Zo ontstonden dorpen als Huizen en Bussum . Daar konden ze droog wonen, maar was ook water beschikbaar voor mens en vee. De aanvankelijk los van elkaar gelegen kampontginningen aan de droge, hoge zijde van de boerderijen groeiden aaneen tot aaneengesloten akkerland, dat in dit deel van Nederland vaak als ‘eng’ wordt aangeduid.

Antropogene bodems: een belangrijk principe van de middeleeuwse landbouw op zandgronden was dat de nutriënten van een groot gebied werden geconcentreerd op een veel kleiner akkerareaal. Om mest te verzamelen werd vee geweid in het bos, op de heide en op de lagere groenlanden. In de loop van de Middeleeuwen ging men ertoe over het vee ’s nachts in zogenaamde potstallen te houden. Daar werd de mest en de urine opgevangen in strooisel, zodat er minder voedingsstoffen verloren gingen. Het strooisel werd gewonnen door de zode van het bos en de heide te steken of door heide te maaien. Het mengsel van mest en strooisel, door dierenhoeven goed vermengd, werd over de akkers verspreid. De aanvankelijk dikke strooisellaag van bos en heide werd door dit gebruik steeds dunner. Gevolg was dat vanaf de vijftiende en zestiende eeuw er steeds vaker zand mee kwam met de afgestoken strooisellaag (plaggen). Door eeuwenlang opbrengen van deze zandige plaggenmest kregen de akkers een hogere ligging. Er ontstond een voor de gewassen gunstig ‘plaggendek’ dat op de Eng van Huizen tot 80 cm dik kan zijn.

Ondergrond bepaalt menselijk gebruik

In het landschap is nog te zien hoe menselijk gebruik afhankelijk was van de ondergrond. De akkers zijn gevormd op gestuwde rivierzanden, vanaf de late prehistorie de voorkeurslocatie om landbouw op te bedrijven. Het dorp Huizen is enorm uitgegroeid, maar ligt nog altijd op de overgang naar de nattere gronden.

Menselijk gebruik vormt landschap

De Eng van Huizen vormde een open akkerlandschap zonder bebouwing of opgaande begroeiing. Veekeringen in de vorm van singels of wallen waren tussen de percelen niet nodig. Aan de randen van dit akkercomplex lagen extensiever gebruikte percelen en mogelijk ook enkele gebruiksbosjes, in gebruik als hakhout. Aan de buitenranden van dit akkercomplex lagen wallen die wild en vee moesten keren dat op de heide graasde.

Het landschap veranderde vanaf de negentiende eeuw. De heide werd aangekocht door vermogende particulieren die nieuwe hakhoutbossen plantten. Ook op de Eng van Huizen werden percelen hakhoutbos aangelegd. Vraag naar brandhout of eikenbast (voor leerbewerking) of grootgrondbezit (esthetisch landschap, jacht) kunnen hier redenen voor zijn geweest. De Eng verloor hierdoor zijn grote openheid, maar er kwam een fraai afwisselend landschap voor terug.

Vanaf het einde van de negentiende eeuw had het Gooi te maken met een sterke bevolkingsgroei, onder andere doordat het gebied populair was bij Amsterdammers die de volle en vervuilde stad wilden ontvluchten. Vrijwel alle Gooise dorpen zijn uitgebreid over de direct aan de dorpskern grenzende engen. Uitbreiding in de richting van de natte veengronden was veel moeilijker en kostbaarder. In Huizen, dat wel de laagte in groeide, is een groot deel van de Eng bewaard gebleven.

Mens en water

De Eng bij Huizen ligt relatief hoog (vijf tot tien meter boven NAP) op de stuwwal en de bewoonbaarheid of het landgebruik had geen directe relatie met de waterstanden op de Zuiderzee. Wel was uitbreiding van de Zuiderzee van invloed op het dorp Huizen dat zich ontwikkelde tot vissersdorp. De noord-zuidwegen over de Eng houden mogelijk verband met het cultuurland dat ooit ten noorden van de Eng lag (nu water).

Zichtbare zaken in het landschap

  • Open akkercomplex: op de Zeeweg heeft de Eng nog enigszins het karakter van een open akkercomplex. Er zijn aaneengesloten akkers en de zandweg is niet beplant. Op andere delen bestaat aantrekkelijke afwisseling met opgaand groen uit de tijd van landgoederen.
  • Koedijk als engwal: oude (rund)veekerende wal op de rand van de Eng op de grens van de Meent (met gemeenschappelijk weidegronden). Op de wal staan nog steeds de grillige eiken, voortgekomen uit het eikenhakhout dat hier stond, dat toen was doorgroeid met stekelige struiken. De wal markeert een bodemkundige overgang van moderpodzolen (op het gebied van de Eng) naar grofzandige humuspodzolen (zeer arm). Verderop gaat de Meent over naar vochtigere gronden met zeekleisedimentatie vanuit de Zuiderzee. Daarom graasde hier rundvee. Het eikenhakhout is uitgegroeid tot grillig gevormde eiken.
  • Klif: de Zuiderzee is door kustafslag de Eng van Huizen dicht genaderd, zodanig dat het klif dienst kon gaan doen als veekering voor de Eng. Ook hier zijn grillige eiken te zien, opgekomen uit eikenhakhout.
  • Voormalige engwal: tussen de Hoge Zeeweg en de Zeeweg ligt een noord-zuidlopende wal met een pad erop, omgeven door een strook hakhout. Wellicht markeert deze wal, nu midden op de Eng, een oude rand van de Eng, voordat deze verder westelijk werd uitgebreid.
  • Wegenpatroon: er ligt op de Eng een vrij intensief wegenpatroon met onder andere de Zeeweg, de Hoge Zeeweg en de Oud Naarderweg. Wellicht stammen deze wegen nog uit de tijd dat de Zuiderzeekust nog verder noordelijk lag. Hier lag toen nog de voorganger van het huidige Naarden en ook begrazingsgebied voor het vee.
  • Reliëf op de randen van de Eng: aan de noordelijke randen van de Eng vonden activiteiten plaats waarvoor op de kostbare akkers van de Eng geen plek was. Ten westen van de Eukenberg liggen leemkuilen (die ook zijn aangegeven op de kaart van Perk uit 1843). Aan de oostkant van de Eukenberg liggen restanten van wallen waarbinnen ooit bijenkorven stonden (bijenschans). In dit gebied werd ook het uitzichtspunt de Eukenberg aangelegd.

Perspectief

Een groot deel van de Naarder Eng wordt beheerd als natuurgebied door het Goois Natuurreservaat. Het beheer is gericht op het in stand houden van het bestaande landschapsbeeld met de bijbehorende natuurwaarden. Op de akkers worden traditionele gewassen verbouwd als rogge, boekweit en zomer- en wintertarwe, met de bijbehorende akkeronkruiden zoals vlasleeuwenbek, hennepnetel, korenbloem en klaproos. Enkele akkers zijn ook in normaal agrarisch gebruik. Van bospercelen met naaldhout is het streven deze om te vormen naar loofhout.