Onderbouwing-Den Treek e.o.

bijgewerkt 20-05-2020

bron: © bureau's

Den Treek

Den Treek is een breed, laaggelegen terras van smeltwater- en windafzettingen ten zuiden van Leusden (zie figuur 2). Het gaat om een gevarieerd landschap van bos, heide, vlak gebied, gordelduinen, stuifbanken en -kliffen en natuurlijke zuidwest-noordoost gerichte laagten. Enkele buitenplaatsen, waaronder Den Treek, liggen op de overgang van de Gelderse vallei. Het gebied is geomorfologisch, cultuurhistorisch en (paleo)ecologisch zeer relevant.

Landschappelijke ontwikkeling

Geologie: Het gebied is gesitueerd aan de binnenzijde van de stuwwal van Oud-Leusden, een door gletscherijs opgestuwde heuvel uit de voorlaatste ijstijd (Saale-ijstijd). Tijdens het afsmelten van het gletscherijs is tussen de opgestuwde heuvel en de ijsrand een terrasachtige brede vlakte met afgespoeld hellingmateriaalontstaan (in jargon: kameterras). Dit erosieproces ging daarna nog duizenden jaren door. De jongste ijstijdafzettingen bestaan vooral uit fijnkorrelige duinzanden die als een deken in de luwte achter de heuvels zijn neergelegd. Dit zogenaamde dekzand is afkomstig uit riviervlakten waar het gedurende de koudste en droogste fasen van de laatste ijstijd (Weichsel-ijstijd) tot massale zandverstuiving kwam. Plaatselijk zijn in de zandondergrond ondiepe, vochtige laagten ontstaan. Mogelijk zijn het uitblazingslaagten. Een ander deel is gevormd door het opstuiven van zandruggen in smeltwaterdalen. In een deel van deze laagten is veen gevormd. In een van die laagten (Den Treek-Henschoten) zijn in 2017 bij een afgraving van het veen de omgewaaide bomen van een circa 13.000 jaar oud dennenoerbos uit de warme Allerødtijd ontdekt.

Geomorfologie: Het hoofdreliëf is het kameterras dat plaatselijk reliëfarm is maar ook glooiingen kent. Kleinere en meer reliëfrijke vormen zijn de lage duinen die uit de laatste fasen van de laatste ijstijd dateren. Ook deze zijn later opnieuw gaan stuiven, mede als gevolg van landgebruik door de mens. Dit heeft een landschap van kleine stuifzandduintjes en uitblazingslaagten opgeleverd. Met name de zogenaamde gordelduinen en kliffen/steilkanten (Ringheuvels) langs het Langeveen zijn bijzonder (en zeldzaam).

Hydrologie: In het gebied treedt grondwater naar buiten (kwelzone) van het in de naastgelegen stuwwal geïnfiltreerde hemelwater.

Pre- en protohistorie: Het landschap rond Den Treek was al bewoond voordat de stuwwallen gevormd werden. In de stuwwal zijn in Rijnafzettingen artefacten van Homo Heidelbergensis gevonden. Later werd het gebied een veel gebruikte woonplek op de overgang van hoog naar laag. Op de hogere delen zijn aanwijzingen voor gebruik in de prehistorie, zoals grafheuvels uit de laatste fase van het Neolithicum en de Bronstijd. Verder zijn er archeologische aanwijzingen voor bewoning en/of gebruik van het gebied in ijzertijd, Romeinse tijd, vroege en late middeleeuwen, waarbij in de middeleeuwen een duidelijk lagere ligging in het landschap van de nederzettingen waarneembaar is, onder meer als gevolg van (vermoedelijk) de uitputting van de hogere gronden. Het gaat derhalve om een oud, vermoedelijk continu gebruikt cultuurlandschap met verschillende accenten in de prehistorie en historische periode.

Ontginningen en landgebruik: Den Treek maakte oorspronkelijk deel uit van een boerderijenlint langs de Treekerweg en Heetvelderweg, en ligt in een dertiende-eeuwse ontginning met strokenverkaveling. Het cultuurlandschap laat hier een klassieke gradiënt zien met strokenverkavelingen in het lage land naar het oosten, een zone met erven, bouwlandkampen en bosjes op de flank en een heidegebied met door overexploitatie ontstane stuifzanden daarachter. Haaks op de weg langs de erven liepen driften de heide op, zoals de Vieweg (zie figuur 2). Van Den Treek zelf is een eerste vermelding uit 1334 bekend.

In de vroege achttiende eeuw werd het boerenerf Den Treek omgevormd tot een buitenplaats, mogelijk vanuit een oudere landheerskamer. De eigenaren uit de familie De Beaufort (1807-1998) gebruikten hun landgoed voor bosbouw. Rondom het erf werden de eerste loofbossen aangelegd (zie figuur 2, in bruintinten bij het erf). De oorspronkelijke parkaanleg werd omstreeks 1820 aangepast in landschappelijke stijl. Vanuit dit landgoed werd vanaf 1887 de basis gelegd voor de bebossing van de heide op het oostelijke deel van de Heuvelrug, op terrein dat in 1889 van de marke van de Leusderberg verworven was. De Doornseweg vormde de achterzijde van de bebossingen, met de overgang naar het militair oefenterrein. Op de beschikbare heide achter de buitenplaatskern werd op de Treeker Heide een sterrenbos aangelegd, met centraal daarin een koepel (zie figuur 3). Bij het bebossen van de heide was duidelijk sprake van een opstrekkend patroon, met loofbos dicht bij de erven en naaldbos verder naar achter. Het lijkt erop dat bij veel boerderijen een strook heide achter de boerderij hoorde, en dat op heel wisselende manieren gebruik werd gemaakt van deze woeste grond. De bebossing achter Den Treek was het meest uitgestrekt. Verder naar het noorden lagen in de vroege twintigste eeuw drooggelegde vennen in uitgestoven laagten (Waswater, Lange Veen) en een paardenrenbaan. Die baan werd later naar de overzijde van de weg verlegd, terwijl op de oude plaats van de baan een bebouwingslint ontstond. De voormalige vennen zijn nog als percelen grasland met de contour van het oude ven herkenbaar, deels nog grenzend aan heideveldjes.

Waterbeheer: Beheersen van het water speelt vooral in het lage deel van de gradiënt, waar de laagte langs de beek ontwaterd moest worden om de landerijen optimaal te kunnen gebruiken. De sloten komen hier vanouds uit op de Heiligenbergerbeek. Verder naar het westen was het ontbreken van water vlak onder het maaiveld juist een probleem. Onder meer dat (en daarnaast ook de ontbossing, uitputting van de bodem en het beschadigen van de zode door plaggen en begrazing) leidde tot de grootschalige verstuivingen die we hier vinden.

Nederzettings- en buitenplaatsontwikkeling:  Het boerenerf ontwikkelde zich vanaf de achttiende eeuw tot een buitenplaats met een jachthuis, koetshuis, tuinmanswoning en boerderij. De aangrenzende erven bleven wel het karakter van boerenerven houden. Meerdere erven in het lint hoorden bij Den Treek, zoals Ravenhorst en Ooijevaarshorst, maar ook een deel van het vroegmiddeleeuwse Oud-Leusden ten noordwesten van Den Treek en het Leusbroek ten oosten van Den Treek. Lange tijd was het de woonplaats van de familie De Beaufort, die onder meer een minister van buitenlandse zaken leverden.

Verder is de hoeveelheid bebouwing in het gebied schaars. Het meest relevant is nog wel het bebouwingslint van Waterloo aan de Doornseweg en de Waterlooweg, ontstaan tegen een werkkamp uit de Tweede Wereldoorlog (zie onder). Het complex kleine villa’s dateert in hoofdzaak uit het late Interbellum en de vroege wederopbouwperiode.

Militair: Aan de Doornseweg, tegenover het militair oefenterrein, werd door de Nederlandse Arbeidsdienst het kamp Lusiduna aangelegd, later bekend als Kamp Waterloo. De bezetter gebruikte het later als Polizeiliches Durchgangslager, waar arbeiders onvrijwillig werden gehuisvest, en onder meer aan linies in de omgeving moesten werken. Na de oorlog gebruikte de Koninklijke Landmacht het terrein als selectiecentrum. Sinds 2019 maakt het defensieterrein deel uit van het landgoed Den Treek-Henschoten.

Natuur: De natuurwaarden van Den Treek zijn door de landschappelijke gradiënt heel divers. Naast droge natuur op de Heuvelrug zijn er ook nattere natuurtypen op de lagere gronden. Op de natte heidevelden komen soorten als dopheide, klokjesgentiaan en zonnedauw voor. Natuurontwikkeling levert onder meer bijzondere orchideeënsoorten en moerasvegetaties op. Daarnaast zijn er ook paleo-ecologische waarden in het gebied, onder meer in de vorm van een fossiel dennenbos met dwergberken in een warmere periode van de laatste ijstijd. Stammen van deze dennen van ongeveer 13.000 jaar oud zijn bij graafwerkzaamheden in het ven ontdekt.

Ondergrond bepaalt menselijk gebruik

In de verschillende perioden van de (pre)historie heeft de mens steeds de op dat moment beste plek in het landschap gekozen voor de verschillende functies waarvoor hij/zij het landschap nodig had. Tot ver in de middeleeuwen lag de focus voornamelijk op de hogere gronden. Vanaf de dertiende eeuw werden ook de natte lage gronden in intensief gebruik genomen, en verschoof ook de bebouwing daarheen. Mogelijk had uitputting van de arme gronden op de stuwwal daarmee te maken.

Menselijk gebruik vormt landschap

Het meest uitgesproken voorbeeld van de vorming van het landschap door de mens is het stuifzandreliëf op de armere gronden rond de stuwwal. De verstuivingen door uitputting van de bodems leidden tot gordelduinen en kliffen in het gebied dat als Ringheuvels bekend staan. De vorm van deze structuren is nationaal en internationaal zeldzaam.

Mens en water

In lijn met de gradiëntligging is het verhaal van mens en water hier vooral eentje van een teveel aan de oostzijde en een tekort aan de westzijde. Tegen de Heiligenbergerbeek moesten de gebruikers van het landschap het gebied in de dertiende eeuw ontwateren door het graven van sloten, terwijl hogerop uitputting en verdroging van de gronden tot verstuiving leidden. Op die laatste plek konden later, vanaf de negentiende eeuw, alleen dennen groeien, die met een beperkte hoeveelheid vocht kunnen omgaan.

Zichtbare zaken in het landschap

  • Vroegmiddeleeuws Oud-Leusden met archeologische vindplaatsen en een vroege kerktoren;
  • Het boerderijenlint langs de Treekerweg/Heetvelderweg, parallel aan de Heiligenbergerbeek, waartoe Den Treek behoort, met de haaks daaropstaande driften richting de heide (m.n. de Viesteeg);
  • De buitenplaatskern van Den Treek, met paden-, lanen- en vijverstructuur, bebouwing en loofbospercelen;
  • Een karakteristieke, intacte strokenverkaveling ten oosten van Den Treek, tot aan de Heiligenbergerbeek;
  • Het uitgestrekte bosgebied met naaldbosopstanden, afgewisseld door relicten van de niet-beboste heide, de ontgonnen vennen in de vorm van graslandpercelen en het nog intacte sterrenbos op het kameterras;
  • Het onderliggende stuifzandreliëf van de Treekerduinen op het kameterras;
  • Het militair oefengebied van de Leusderheide op de stuwwal met een bijdrage aan de gradiëntwerking van laag grasland, boerderijlint met bouwlandkampen, beboste heide met stuifzand, open heide;
  • Grafheuvels in de Treekerduinen als relict van prehistorisch landgebruik.

Perspectief

De gronden van deze geosite maken deel uit van het landgoed Den Treek-Henschoten en genieten door de de eigendomssituatie en de verantwoordelijkheid die de eigenaar neemt al de nodige bescherming. Het gebied is onderdeel van het Natuurnetwerk Nederland en is deels provinciaal gebied van Aardkundige Waarde. Het op enige afstand gelegen Oud-Leusden is archeologisch rijksmonument, de gebouwen op Den Treek zijn gebouwd rijksmonument. De buitenplaatskern van Den Treek met enkele lanen is rijksbeschermde buitenplaats. Datzelfde geldt voor de nabijgelegen buitenplaatsen Geerestein en De Boom.

Bronnen

  • Actueel Hoogtebestand Nederland, generaties 1, 2 en 3
  • ARCHIS III, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
  • Balen, R.T. van, F.S. Busschers en K.M. Cohen, 2007. De ouderdom van de stuwwal en de artefacten bij Leusderheide. Grondboor & Hamer 2007/2, p. 62-64.
  • Blijdenstijn, R., 2015. Tastbare tijd. Cultuurhistorische atlas van de provincie Utrecht. Provincie Utrecht, Utrecht.
  • Bodemkaart van Nederland, 1:50.000
  • Duvuvié, M.D. 2017. A palaeoecological study on the demise of a pine forest in Den Treek, Central Netherlands. BSc-thesis. Universiteit van Amsterdam, Amsterdam.
  • Geologische Kaart van Nederland, 1:50.000
  • Geomorfologische Kaart van Nederland, 1:50.000
  • Topotijdreis.nl
  • https://www.dentreekhenschoten.nl/het-landgoed/
  • Geopad 108: De bossen bij Leusden (Hazewater en Ringheuvel)

Figuur 1. Hoogtebeeld (AHN3) van de stuwwalflank ter hoogte van Den Treek, met van links naar rechts de hogere delen van de stuwwal met het militair oefenterrein, het tussenliggende kameterras met stuifzandreliëf en het lagere gebied met de strokenverkaveling.

Figuur 2. Historisch kaartbeeld van het landschap rond Den Treek, 1850. We herkennen het laatmiddeleeuwse cultuurland met de strokenverkaveling (rechter helft van de kaart), in het midden een middeleeuwse zone met oude bouwlanden (in wit), met het buiten Den Treek in een rode cirkel, en ten westen daarvan loofbos (bruin) en de heide (lichtbruin), met talloze heidepaden (veedriften) die van het jonge cultuurland naar de heide liepen. Ten westen van Den Treek zien we (midden in beeld) de Treeker Duinen, het stuifzandgebied direct naast het oude cultuurland (bron: TMK, ca 1850).

Figuur 3. Den Treek (rechts) met zijn beboste heide, inclusief een sterrenbos met naaldhout (bron: Chromotopografische Kaart des Rijks, uitgave 1907). 

Figuur 4. De landerijen van het landgoed Den Treek in 1832, ingekleurd naar grondgebruik. De Leusderberg was toen nog niet verdeeld tussen de gerechtigden (bron: HisGIS Utrecht).

Figuur 5. Veldwerkkaart van de kadastrale opmetingen van het kamp Lisiduna aan de Doornseweg (bron: Kadaster Archiefviewer, kadastrale veldwerkkaartjes Leusden, sectie B, kaart 71).

Figuur 6. Het landgoed Den Treek, gezien naar het noorden, met links het bos op het stuifzandreliëf en rechts de buitenplaats op de overgang van hoog naar laag (foto: RAAP, 6 april 2020).