Onderbouwing-Ankeveen

bijgewerkt 27-05-2020

bron: © bureau's

De veenontginning van Ankeveen draagt duidelijk de sporen van de steeds ondieper liggende zandondergrond, variërend van kenmerkende veenontginningen en -winningen in het zuidwesten tot dekzandopduikingen in het noordwesten en in de kern van het dorp.

Historische ontwikkeling

Pre- en protohistorisch landschap: Ankeveen ligt net als het Naardermeer en het Horstermeer op de overgang van een door meerdere meters veen afgedekt dekzandlandschap naar de flank van het Gooi, waar het veen steeds dunner werd. Dat zorgde ervoor, dat in Ankeveen op enkele plaatsen dekzandkoppen boven het veen uit staken.

Ontginningen en landgebruik: Ankeveen is relatief gezien vermoedelijk een wat jongere veenontginning. In de meeste gevallen zijn veenontginningen in de Vechtstreek vanaf de Vecht of één van zijn zijrivieren, zoals de Drecht, uitgevoerd. Het lijkt hier echter het meest waarschijnlijk dat men niet vanaf een oeverwal langs een rivier, maar vanaf de hoge zandrug onder het huidige dorpslint (Stichts End / Hollands End), naar west en oost de venen heeft opengelegd. Men startte daarbij vanuit het noorden, vanaf de Herenweg. De achterzijde werd van een kade voorzien,  de Oude Googh. Waarschijnlijk zijn de Spiegel- en Blijkpolder pas later ontgonnen, omdat zij tegen de bolle kant van deze kade liggen.  Ankeveen en Kortenhoef (Curtenhove et Tankeveen) vormden in 1290 als bezit van het Kapittel van Sint-Marie te Utrecht één geheel. Door de ontginning Ankeveen liep de grens tussen het Sticht Utrecht (in het zuiden) en het graafschap Holland (in het noorden), resulterend in de Stichtse of Dammerkade en het Ankeveense Pad. Deze scheiding kwam tot stand doordat het gedeelte dat door Sint-Marie beleend was aan de Van Amstels, in de vroege veertiende eeuw overging naar Holland (gerecht Weesperkarspel). Het zuidelijk deel bleef aan Sint-Marie toebehoren. De Ankeveense dijk kreeg later de naam Stichts End. Een veenplas ten noorden van de opduiking bij de kerk was zo ondiep, dat er een ijsbaan aangelegd kon worden.

Waterbeheer: In de vroege ontginningsfase was vooral het kwijtraken van het water van belang, namelijk het ontwateren van het veen. Daardoor daalde het maaiveld, en moesten de polders bemalen gaan worden om niet als een badkuip weer vol te lopen. Hollands Ankeveen werd bemalen via een molen aan de Broekdijk, in het noorden van de polder. Deze moet vóór 1538 zijn gebouwd. In 1931 werd deze molen vervangen door een elektrisch gemaal, maar de molen bleef als reserve dienst doen.

Delfstoffenwinning: in 1751 en nogmaals in 1775 werd er octrooi aangevraagd om het gebied te mogen ontvenen, om zodoende enig geld te verdienen in een verarmde streek. In 1775 en in 1780 (nadere voorwaarden) wordt het octrooi verleend. Men mocht alleen vervenen op die percelen waar het veen vier voet of meer dik was, maar hier werd het niet zo nauw mee genomen. Vanaf 1856 werd er daarom nader toezicht op de vervening gehouden. Een toegezegde bedijking kwam er alleen aan de noordwestzijde, de Hollandse Kade. In 1856 werden er ook voorschriften over bedijking en droogmaking opgenomen, maar daarvan kwam het niet. Ook in Stichts Ankeveen ging met tot vervening over. Dat leidde in het gebied waar het veen dik genoeg was – dus met uitzondering van het oostelijk deel van beide polders – tot het nog bestaande beeld van legakkers en trekgaten.

Nederzettings- en buitenplaatsontwikkeling: Het zwaartepunt van de bewoning van Ankeveen lag in de negentiende eeuw duidelijk in Stichts Ankeveen, aan het lint. Zeer waarschijnlijk is er op de koppen van de percelen van Hollands Ankeveen ook bewoning geweest, meer dan we op historische kaarten vinden. Wanneer die verdwenen is, weten we echter niet. In of vóór de zestiende eeuw werd op een zandopduiking in Stichts Ankeveen een rooms-katholieke St. Martinuskerk gebouwd, met het Kapittel van Sint-Marie als collator. Tijdens de reformatie in 1606 werd deze kerk protestants. In 1830 werden koor en toren afgebroken en vervangen. Bodemdaling in combinatie met veenafgraving en het bloot komen liggen van de fundering zijn vermoedelijk belangrijke redenen voor deze sloop geweest.Het resterende middenschip liep schade op bij het droogmaken van de Horstermeer. In 1907 werd dit gebouw daarom vervangen door de huidige kerk. Resten van de oude kerk en het bijbehorende kerkhof bevinden zich nog in de bodem en zijn deels opgegraven.
De katholieken kerkten eerst op een zolder van boerderij Ingelenburg en vanaf 1758 in een schuilkerk aan het Hollands End, die in 1927 werd vervangen door nieuwbouw aan het Stichts End. Wel bleef de katholieke begraafplaats aan het Hollands End achter. Aan dat Hollands End verrees bovendien als gevolg van kerksplitsingen in de protestantse kerk in 1895 een gereformeerde kerk.
De bestuurlijke rechten waren evenals andere rechten beleend aan private personen, veelal als belegging en ter verhoging van de status. In Ankeveen lieten de ambachtsheren tussen 1650 en 1665 een buitenhuis bouwen en zeer rijke baroktuinen daaromheen aanleggen. Ondergronds zijn er van deze buitenplaats nog de nodige relicten aanwezig. Eén van de laatste ambachtsvrouwen liet ook armenhuisjes in het dorp bouwen. Kort na haar dood werd in 1755/1756 ook het Huis te Ankeveen afgebroken. De huidige katholieke kerk staat op hetzelfde perceel.

 

ZANDOPDUIKING BIJ KERK

Ondergrond bepaalt menselijk gebruik
Aan de afbuigende sloten herkennen we nog, dat er in de ondergrond rond de hervormde kerk iets bijzonders speelt. Hier steekt een zandkop boven het veen uit, net zoals overigens op geringe afstand oostelijk van deze plek. Op deze natuurlijke hoogte bouwde men in of vóór de zestiende eeuw de kerk van Ankeveen. Die gegevenheid bepaalde ook, dat men bij de ontwatering niet simpelweg de rechte sloten door kon trekken: men moest er met een boog omheen. Tegelijk was een dergelijke hoge droge zandige plek de beste bouwplaats voor een groot gebouw als een kerk én voor de omliggende begraafplaats. We herkennen nog de gebogen sloten die de hoogte omgaven, alsmede het feit dat langs de weg nabij de kerk géén wegbegeleidende sloten voorkomen.

Menselijk gebruik vormt landschap
De ontwatering en ontginning van het omringende veen zorgde ervoor, dat de kop steeds prominenter in het landschap kwam liggen en beter zichtbaar werd. Dat zorgde er vervolgens vermoedelijk voor dat men in 1830 gedwongen werd de kerktoren en het koor van de kerk wegens bouwvalligheid te slopen, driekwart eeuw later gevolgd door het middenschip als gevolg van de droogmaking van de Horstermeer. Tegelijk zorgde de verdichting van het bebouwingslint voor een afnemend zicht op het landschap vanuit het lint.

Mens en water
Water was in dit geval juist een uitsluitende factor: voor de bouw van de kerk en de aanleg van een kerkhof werd een hoge, zandige plek uitgezocht. Het water werd om de hoogte heen geleid.

Zichtbare zaken in het landschap

  • De landschappelijke hoogte waarop de kerk staat is nog herkenbaar; alleen aan de noordoostzijde is hij gedeeltelijk afgegraven;
  • De huidige kerk dateert uit 1907, en is niet meer als zodanig in gebruik. Ten noorden van de kerk ligt nog een kerkhof. De aanwezigheid van de huidige kerk is een direct gevolg van het bemalen van de omgeving en mogelijk de turfgraverij van Ankeveen en het droogmaken van de Horstermeer, waardoor de funderingen droog kwamen te staan.
  • De afbuigende sloten om de hoogte zijn nog aanwezig en vanaf de straat herkenbaar. Daaraan gerelateerd is ook herkenbaar dat er in de omgeving van de kerk juist geen sloten langs de weg lopen, zoals elders in Ankeveen wel.

Perspectief
Het kerkje van Ankeveen is, na verlating door de hervormde gemeente, in 2007 omgebouwd tot Theater De Dillewijn. Die relatief nieuwe functie heeft het nog altijd. De aangrenzende begraafplaats is blijven bestaan en nog in gebruik. Daardoor is de toekomst van dit complex geborgd.

 

VEENLANDSCHAP LANGS VOETPAD NAAR ’S-GRAVELAND

Ondergrond bepaalt menselijk gebruik
De ontginningsstructuur was voor een niet onbelangrijk deel gebaseerd op de fysieke ondergrond. Het zand lag hier wat dieper, en dus bestond de mogelijkheid een ‘ideaaltypische’ veenontginning aan te leggen. De belangrijkste anomalie was de aanwezigheid van het Horstermeer, waardoor het zuidelijk deel van de veenontginning van Stichts Ankeveen ligt gebogen was. Het Bergse Pad, een verbindingspad van Stichts Ankeveen naar de kerk van Nederhorst den Berg, volgt die licht gebogen vorm en ligt op zichzelf keurig in het ritme van de Ankeveense en Nederhorster legakkers.

Menselijk gebruik vormt landschap
Oorzaak en gevolg gaan bij de vervening hand in hand. Als gevolg van het aanwezige veen koos de mens een verveningswijze, die ertoe leidde dat in de zones waar een dik veenpakket aanwezig was en dus veel verveend werd, grote veenplassen ontstonden. Anders dan de Loosdrechtse Plassen was het water hier te ondiep om tot grootschalige winderosie te leiden, zodat de legakkers niet afkalfden. Ook het Bergse Pad, vanouds vermoedelijk een (jaag?)pad langs de Ankeveensche Vaart, is gespaard gebleven. Deze vaart werd in 1640 aangelegd als verbinding tussen de ’s-Gravelandse Vaart en de Vecht.

Mens en water
In relatie tot water zijn er meerdere fasen te onderscheiden. In de eerste ontginningsfase was er sprake van ontwatering door het graven van sloten. Naarmate het maaiveld door oxidatie daalde, werd steeds intensievere bemaling noodzakelijk. Vervolgens stak men turf, waarschijnlijk in een tweede fase onder water door middel van baggerbeugels. Veenplassen ontstonden daardoor. De Ankeveensche Vaart vormde vanaf 1640 een transportroute door het gebied.

Zichtbare zaken in het landschap

  • Het Bergse Pad met Ankeveensche Vaart als combinatie van vaart met (jaag?)pad;
  • Het patroon van legakkers en trekgaten;
  • Het deels open, deels door begroeiing gesloten karakter van het veengebied.

Perspectief
Het gebied ten westen van Ankeveen is grotendeels in beheer bij de Vereniging Natuurmonumenten, en dat is een goede verzekering voor het beheer. Deels zullen kleinere veenputten in het oostelijke deel dichtgroeien, maar de grote open wateren ten westen van het dorpslint zullen in de huidige toestand blijven bestaan. Planologisch zijn er op dit moment weinig mogelijkheden voor stedelijke uitbreiding, zowel van Ankeveen als ’s-Graveland. Het gebied ten oosten van het dorp biedt daarvoor theoretisch meer mogelijkheden dan ten westen. Nog recent is achter de voormalige hervormde kerk een nieuwbouwproject afgerond.

 

ANKEVEEN (HOLLANDS END)

Ondergrond bepaalt menselijk gebruik
Hollands Ankeveen verschilt in een aantal opzichten van Stichts Ankeveen, en die verschillen gaan grotendeels terug op de landschappelijke ondergrond. Doordat Hollands Ankeveen in het Weesperkarspel werd opgenomen en er bovendien in Stichts Ankeveen een ideale locatie was, verrees in Hollands Ankeveen nooit een eigen kerk. Dat leidde ertoe, dat Hollands Ankeveen als bewoningslint aanvankelijk heel dun werd, en vanaf het Interbellum weer sterker verdichtte. De onderbreking van het lint zal ook te maken hebben met het verloren gaan van boerderijen door de vervening.
Ten aanzien van de vervening valt op, dat er een grote gebogen onderbreking in de veenplas aan de westzijde ligt. Hier stak een grote zandrug door het veen, waarop ook de monumentale boerderij Ingelenburg werd gebouwd. Bij die boerderij is de hoge ligging ten opzichte van de directe omgeving nog altijd waarneembaar.

Menselijk gebruik vormt landschap
Evenals in Stichts Ankeveen werd het landschap hier sterk verveend. Het gebied veranderde van een aaneengesloten veengebied in  veenplassen met legakkers en trekgaten. Met name in westelijk Hollands Ankeveen ligt een relatief grote aaneengesloten plas. In het oostelijk deel werd veel minder veen gegraven vanwege de ondiepe zandondergrond. Men kon daar evenwel makkelijker zijn gang gaan dan in oostelijk Stichts Ankeveen, omdat in Hollands Ankeveen vermoedelijk minder grondbezit van derden (i.c. de inwoners van ‘s-Graveland) aanwezig was. Wellicht verklaart dat het verschil tussen de aanwezige veenplassen in oostelijk Hollands Ankeveen en de afwezigheid daarvan in oostelijk Stichts Ankeveen.

Mens en water
Water speelt in Hollands Ankeveen een identieke rol als het hiervoor besproken veenlandschap van Ankeveen. In relatie tot water zijn er ook hier meerdere fasen te onderscheiden. In de eerste ontginningsfase was er sprake van ontwatering door het graven van sloten. Naarmate het maaiveld door oxidatie daalde, werd steeds intensievere bemaling noodzakelijk. Vervolgens stak men turf, waarschijnlijk in een tweede fase onder water door middel van baggerbeugels. Veenplassen ontstonden daardoor.

Zichtbare zaken in het landschap

  • Het patroon van legakkers en trekgaten haaks op de ontginningsas Hollands End / Stichts End;
  • Het deels open, deels door begroeiing gesloten karakter van het veengebied;
  • Het verschil in een waterrijk westelijk deel en waterarmer oostelijk deel;
  • Het niet-verveende landschap in het oostelijk deel van Hollands Ankeveen;
  • Het aanwezige dekzandreliëf dat plaatselijk door de veenbodem heen omhoog komt;
  • Enkele monumentale gebouwen (zoals Ingelenburg) met een verder grotendeels twintigste-eeuwse invulling.

Perspectief
Er zijn geen ingrijpende landschappelijke veranderingen in Hollands Ankeveen voorzien. Qua bebouwing zijn er niet veel nieuwe mogelijkheden, en de omgeving blijft als ecologisch waardevol veenplassengebied beheerd worden.

 

Bronnen:

  • Abrahamse, C.M., 1984. De bemaling van het Horstermeer en de polders Ankeveen, Kortenhoef, Overmeer en Dorssewaard in de 17e en het begin van de 18e eeuw. Tussen Vecht en Eem / Vrienden van het Gooi, 2e jaargang nr. 2, mei 1984, p. 79-84.
  • Bot, M.C.J., 2016. Hic iacet Sepultus… een archeologische opgraving bij de begraafplaats aan het Stichts End 57 te Ankeveen (gemeente Wijdemeren). ADC Rapport 3937. ADC ArcheoProjecten, Amersfoort.
  • Buitelaar, A.L.P. & G.J. Borger, 2015. Landscape development and settlement history of the Vecht area (722-1122). Netherlands Journal of Geosciences 94 (2015)/4, p. 375-385.
  • Cruysheer, Anton T.E., 2013. De tuin van het Huis te Ankeveen. Naerdincklant Special, 2013-01, p. 15-21.
  • Daams, J., 1984. De ontwikkeling van het landschap in ’s-Graveland, Kortenhoef en Ankeveen. Tussen Vecht en Eem / Vrienden van het Gooi, 2e jaargang nr. 2, mei 1984, p. 51-59.
  • de L., P.W., 1973. Het Ankeveense pad. Tussen Vecht en Eem, jaargang 3, afl. 3 – mei 1973, p. 35-36.
  • Fennis, F., B.J. van der Kolk & K. Olivier, 1971. Enkele punten uit de geschiedenis van Ankeveen. Tussen Vecht en Eem, jaargang I, afl. 5 – maart 1971, p. 94-96.
  • Hovenkamp, H.A.R., 1994. De Hollands-Ankeveense polder en haar veenderij. Tussen Vecht en Eem, 12e jaargang, nummer 1, februari 1994, p. 6-13.
  • van der Kolk, B.J., 1984. De ambachtsvrouwe van Ankeveen. Tussen Vecht en Eem / Vrienden van het Gooi, 2e jaargang nr. 2, mei 1984, p. 101-105.
  • Veenman, Jan M., 2002. Mijn zoektocht naar de oude Ankeveense grafzerken. Tussen Vecht en Eem, 20e jaargang, nr. 1, maart 2002, p. 3-18.