Geo-Hotspot 107- Amersfoort-Leusderkwartier/Nimmerdor

bijgewerkt 28-12-2021

Een bijdrage van Stichting Nationaal Landschapskundig Museum ‘Telluris’, H.A. Visscher

Voor het complete boekje met alle afbeeldingen, klik hier.

Geo-Hotspot: Amersfoort Leusderkwartier

waar een oud landgoedbos gezelschap kreeg van een architectonisch boeiende woonwijk

 

Dit wandelgidsje gaat met name over het onderlangs een stuwwalgedeelte gelegen Leusderkwartier van de stad Amersfoort. De brochure is aflevering 107 van een reeks gewijd aan gebieden waar ook de bodem en het reliëf ons duidelijk laten zien welke invloed natuurlijke processen en de mens er op de ontwikkeling hadden. Aangegeven wordt waaruit een en ander valt af te leiden.

Speciale aandacht krijgt daarbij een route waar dit goed kan worden waargenomen en we dus op geopad kunnen gaan. Het meest tot de verbeelding spreken er de architectuur van de oudere 20ste-eeuwse woonbuurten, markante kleine zandruggen van het landgoed Nimmerdor en de daar ook voorkomende monumentale houtopstanden.

Tijdens de wandeling wordt ook het westelijk aangrenzende Amersfoortse Bergkwartier doorkruist. Daar intrigeren ons vooral enkele vrij steile stuwwalflanken en de architectuur van een aantal villa’s uit de eerste helft van de 20ste eeuw.

Voorwoord
Wie wil weten waardoor een gebied werd zoals het nu is, kan veel hebben aan hetgeen de Aarde daarover vertelt. Zowel de grond onder onze voeten als het reliëf om ons heen bieden daar vaak allerlei informatie over. Daarbij tonen ze behalve effecten van natuurlijke  processen ook de invloed die de mens op de ontwikkelingen uitoefende.

Om profijt te hebben van de informatiebron Aarde moeten wij haar taal wel verstaan. Bij een wandeling naar het Leusderkwartier in Amersfoort kan deze brochure dan als een soort tolk fungeren. Ze is aflevering 107 van een reeks vergelijkbare uitgaven over gebieden waar de bodem- en reliëfkenmerken ons veel te zeggen hebben.

In elke aflevering wordt eerst in het kort iets over de ligging en aard van het betreffende gebied medegedeeld. Dan volgt een hoofdstuk over de natuurlijke processen die er plaatsvonden en de invloed die de mens op de ontwikkeling van het gebied had. Hierna beschrijven wij nog een wandel- of fietsroute waar bodem en reliëf de geschetste ontwikkeling duidelijk laten zien. Een dergelijke route wordt wel Geopad genoemd.

De reeks brochures met beschrijvingen van zulke routes verschijnt dan ook onder het motto “Op geopad”.

Om welk en wat voor gebied gaat het?
Het zo’n 6000 inwoners tellende Leusderkwartier is een zuidelijke buitenwijk van Amersfoort. Ze ligt op het lage brede terras dat de goed herkenbare hogere delen van de Utrechtse Heuvelrug scheidt van de Gelderse Vallei. De wijk occupeert er vrijwel het gehele gebied tussen twee radiale interlokale verbindingen met de oude stadskern van Amersfoort. Het zijn de respectievelijk zuidzuidwest- en zuidzuidoostwaarts lopende Leusderweg en Arnhemseweg.

Aan de zuidzijde wordt het Leusderkwartier begrensd door de autosnelweg A 28.

De meeste bebouwing van de wijk staat op voormalige agrarische gronden. Tussen de bebouwing van de wijk en de A 28 bleef  het bospark van het 17de-eeuwse buiten Nimmerdor behouden.

De natuurlijke ontwikkeling
De invloed van de ijstijden
Tijdens de voorlaatste koude tijd van het jongste geologisch verleden vormde zich over ons land uitbreidend Scandinavisch landijs met de afzettingen die het wegschoof een aantal zogenaamde stuwwallen. In Centraal- en Oost Nederland worden de visueel goed herkenbaar gebleven hogere delen van die stuwwallen op veel plaatsen van de eromheen gelegen grote laagten gescheiden door een brede zoom terrasachtige vormingen. We doopten ze stuwwalzoomterrassen.

De ondiepe ondergrond van die terrassen kan ook uit gestuwde afzettingen bestaan. Vaker treft men er echter smeltwater- of windafzettingen bij het aardoppervlak aan.

Aan de zuidkant van Amersfoort occuperen het Leusderkwartier en de eraan grenzende wijk Dorrestein het stuwwalzoomterras dat de hogere delen van de Utrechtse Heuvelrug scheidt van de Gelderse Vallei. De vrijwel vlakke delen van het terras liggen er over het algemeen vijf tot tien meter boven NAP. Westelijk daarvan vormt een tot 44 meter boven N.A.P. reikend markant stuwwalgedeelte de grondslag van het zowel groene als architectonisch boeiende Amersfoortse Bergkwartier.

Waar de terrasachtige vormingen vrijwel geheel uit door landijs opgeschoven afzettingen bestaan zijn ze waarschijnlijk ook door dat ijs gemodelleerd. Dergelijke glaciale geofenomenen doopten wij stuwwalterrassen. Elders zouden wij onder meer te maken kunnen hebben met stuwwalterrassen, die tamelijk gelijkmatig door smeltwater of de wind met afzettingen werden overdekt. Er is dan sprake van een geërfd reliëf.

Smeltwater en wind kunnen echter ook primair verantwoordelijk zijn geweest voor het ontstaan van de terrassen. Zo liet smeltwater terrassen achter wanneer de grindrijke grond die het vanuit de stuwwallen aanvoerde geruime tijd slechts in een zone onderlangs de stuwwallen kon worden afgezet. Dit was het geval als zich in de belendende tongbekkens lang de veel dikkere delen van de ijslobben handhaafden.

De wind zou terrassen kunnen hebben gevormd als de vochtige laagten onderlangs de stuwwallen begroeid raakten met een vitale vegetatie die stuivend zand tegenhield.

Welke bodemmateriaal verplaatsende geoactor primair verantwoordelijk was voor het ontstaan van de brede lage stuwwalzoomterrassen zal op veel plaatsen nog nader moeten worden onderzocht. In het Leusderkwartier lijkt de wind van het daar aanwezige stuwwalzoomterras althans de bovenbouw te hebben geleverd en afgezet.

Een aanwijzing hiervoor vormt hetgeen de ondiepe ondergrond van het landgoed Nimmerdor ons liet zien, toen er in het voorjaar van 2010 een plek tot op twee meter diepte werd ontgraven om een paddenpoel te doen ontstaan. Er werden toen namelijk uitsluitend fijne windzanden aangetroffen. Met het zand dat bij de uitgraving beschikbaar kwam is ten noorden van de paddenpoel een lage rug opgeworpen die ten dele met wat struiken zou worden beplant.

Aan de noordwestrand van het bos van Nimmerdor valt de aanwezigheid op van een aantal ten dele asymmetrische markante zandruggen met overwegend zachtglooiende flanken. Uiterlijk doen ze denken aan de omstreeks het einde van de laatste ijstijd her en der in ons land ontstane land- en rivierduinen.

De latere natuurlijke ontwikkelingen
Na de laatste ijstijd raakte de Utrechtse Heuvelrug weer begroeid met bos waar aanvankelijk geruime tijd berken of dennen domineerden. Later ontwikkelde zich op de gestuwde afzettingen waarschijnlijk een bosassociatie met veel eiken en beuken, terwijl op de voedselarme windzanden van het stuwwalzoomterras een lichter zomereikenberkenbos zou gaan groeien. Toen de bossen onder invloed van allerlei activiteiten van de mens weer meer en meer gingen verdwijnen grepen heide- en grasvegetaties hun kans.

Het weinige bodemleven van de voedselarme droge zandgronden kon de organische afvalstoffen van de bos- en heidevegetaties maar langzaam in humus omzetten. Bovendien veranderde deze humus veelal in zuren, die de bovengrond konden uitlogen tot een asgrauwe laag. Dergelijke uitgeloogde bovengrond wordt loodzand genoemd.

De weggespoelde bestanddelen sloegen voor een belangrijk deel weer op enkele decimeters diepte neer. Daarbij gingen de organische stoffen dichte donkere banken vormen, terwijl de ijzerverbindingen een bruinverkleuring veroorzaakten. Op grotere diepte vond de verkleuring onder invloed van het ijzer en de humus vaak in dunne laagjes plaats. Dergelijke laagjes worden in de bodemkunde ijzer- en/of humusfibers genoemd.

Het bodemtype dat bij de uitloging van de bovengrond ontstaat wordt als podzol aangeduid,

Podzol is een Russische benaming, die asachtig betekent. De podzolen zijn dus genoemd naar de asgrauwe kleur, die hun bovengrond soms vertoont. Het waren met name de hoofdzakelijk uit het vrijwel onverweerbare kwarts bestaande armste windzanden die de beschreven vrij sterke uitlogingsprocessen ondergingen. Het opvallende bodemtype dat aldus ontstond wordt tegenwoordig haarpodzol genoemd. Haar was namelijk de karakteristieke benaming van de beboste dek- en stuifzandige hoogten waar ze ontstonden.

Enkele duizenden jaren geleden zou de mens gaandeweg grote aaneengesloten gebieden als graasgronden of akkerland gaan benutten. Op de drogere graasgronden leidde dit tot een nog armelijker worden van de begroeiing, waarbij her en der zelfs kale plekken ontstonden. Dit impliceerde weer een winderiger worden van het microklimaat. De mens creëerde op de droge voedselarme zandgronden dus geleidelijk gunstiger condities voor de winderosie.

Vooral tijdens langdurige droge perioden waarin kwetsbare vegetaties massaal afstierven zou dit niet zonder gevolgen blijven. Met name ten zuiden van het Leusderkwartier zou de geomorfologische gesteldheid van het stuwwalzoomterras plaatselijk nog weer sterk veranderen.

In het gebied van het Leusderkwartier lijken de verstuivingen die de laatste paar duizend jaar nu en dan mogelijk waren echter van weinig betekenis te zijn geweest. Kenmerkend voor het effect van de later nog mogelijke verstuivingen is namelijk een vrij grillig reliëf. Dit houdt verband met het feit dat de verstuivingen toen pleksgewijs werden beperkt door vegetatierelicten, die bovendien als zandvangers fungeerden.

De aktiviteiten van de mens
De ontwikkelingen voor de gedeeltelijke bebouwing van het gebied
De naam van het Leusderkwartier verwijst naar zijn ligging aan de kant van Leusden. Het zuidwestelijk deel van het gebied ressorteerde tot 1917 trouwens onder die gemeente.

Hoofdkern daarvan was aanvankelijk een nederzetting die later Oud Leusden zou worden genoemd.

De enkele kilometers oostelijker in de Gelderse Vallei gelegen huidige hoofdkern van Leusden is in feite het sterk verstedelijkte lintdorp Hamersveld en de wijk Leusden Zuid een sterke uitbreiding van de oude buurtschap Bavoort.

De oorspronkelijke nederzetting Leusden werd al in 777 vermeld als de villa Lusiduna.

Oud Leusden was in de Middeleeuwen een tijdlang een bloeiende nederzetting en zelfs belangrijker dan Amersfoort. Er werd toen ook een flinke romaanse kerk gebouwd. Deze bestond uit een schip van zeven traveeën en iets smaller vierkant koor. Omstreeks 1300 werd het kerkgebouw uitgebreid met een vroeggothische toren. In de tweede helft van de 14de eeuw is de toren nog met een derde verdieping verhoogd, terwijl het koor werd uitgebreid met een drietal gothische aanbouwen.

Tegen het einde van de Middeleeuwen raakte het oude Leusden in verval. Een belangrijke oorzaak was dat het toen aantrekkelijker werd onderaan de Utrechtse Heuvelrug te gaan boeren, doordat de ontwatering van de er aanwezige moerassige laagten de landbouw gunstige perspectieven bood, terwijl de hogere gronden meer en meer uitdroogden. De lintdorpen Hamersveld en Leusbroek zouden nu belangrijke nederzettingen worden.

Intussen werd het oude Leusden gaandeweg verlaten zodat het in de 18de eeuw nog slechts een kleine buurtschap was. Het kerkgebouw bleef toen nog staan, maar zou in 1826 op de toren na worden gesloopt.

Ter hoogte van Nimmerdor werd langs de Leusderweg in 2000 een laatmiddeleeuwse nederzetting opgegraven. Daarbij zijn sporen en restanten gevonden van vier boerderijerven.

Het gebied waar de wijk Leusderkwartier verrees was voor het werd bebouwd een cultuurlandschap waar voornamelijk akkerbouw werd bedreven. Het was ontsloten door van Amersfoort uitstralende radiale wegen, die onderling door een aantal dwarsweggetjes of -paden waren verbonden. De drie voornaamste radiale ontsluitingen bleven behouden. Van west naar oost zijn dat de Leusderweg, Woestijgerweg en Arnhemseweg.

Van de genoemde wegen waren de Leusder en Arnhemseweg onderdeel van interlocale verbindingen, terwijl de Woestijgerweg op het landgoed Nimmerdor eindigde.

Even ten oosten van de Leusderweg ontsloot een vierde radiale weg alleen het akkerland. Van deze weg bleef slechts het tracé Munnikenpad - Galvanistraat behouden.

Het zuidwesten van het Leusderkwartier wordt van de rest van de wijk gescheiden door een historische verbinding met de landerijen bij de buurtschap Bavoort. In de bebouwde kom volgen de Voltalaan, het zuidelijk deel van de Stephensonstraat en de Keesomstraat vrijwel het tracé ervan, elders doen dat de in elkaars verlengde gelegen Buurt- en Paradijsweg.

Een oude ontsluiting van het Leusderkwartier zijn ook de in elkaars verlengde gelegen Zandbergerlaan en Waterdaal. De naam Zandbergerlaan herinnert aan het gelijknamig voormalig buiten. Zijn naam dankt het waarschijnlijk aan de ligging van het terrein in een gebied met een aantal imposante zandheuvels.

Op Zandbergen stond omstreeks 1800 al een boerderij. In 1880 werd de buitenplaats verworven door een toen zesjarige maatschappij voor opvang van wezen in het huisgezin. Deze organisatie huisvestte op het landgoed weeskinderen die wachtten op een pleeggezin.

Het bochtige straatje Waterdaal was de toegangsweg van Zandbergen. De naam ervan verwijst naar een in de naaste omgeving gelegen voormalig 17de-eeuws buiten Waterda(a)l dat in het midden van de negentiende eeuw onderdeel werd van het landgoed Nimmerdor.

Laatstgenoemd landgoed werd omstreeks 1645 gesticht door Everard Meijster, waaraan een straatnaam van het Leusderkwartier herinnert.

Op een kaart van 1645 is te zien, dat het park van Nimmerdor een geometrische structuur had.

Met de naam Nimmerdor werd tot uitdrukking gebracht dat het door de aanplant van veel naaldhout altijd een groen gebied was.

Uit een kaart van 1835 blijkt dat een deel van Nimmerdor dan inmiddels volgens de opvattingen van de landschapsstijl is heringericht. Deze herinrichting vond waarschijnlijk in het begin van de 19de eeuw plaats. Vermoed wordt dat de bekende tuinarchitect H. van Lunteren daarbij betrokken was.

Tegen het eind van de 19de eeuw werd het grote landhuis van Nimmerdor in neogothische stijl verbouwd. Bovendien is het landschapspark toen verrijkt met een oranjerie, koetshuis, tuinmanswoning en duiventil.

Even voor het einde van de Tweede Wereldoorlog zou het landhuis van Nimmerdor door een Engels bombardement dermate worden ontzet, dat later is besloten het te laten slopen. Die afbraak vond in 1953 plaats. Ruim twintig jaar later kwam op Nimmerdor echter een nieuw landhuis te staan.

Het cultuurland waarop de wijk Leusderkwartier werd gebouwd, kenmerkte zich door een verkaveling in evenwijdige stroken, die in dezelfde richting liepen als de meest nabije delen van de Amersfoortse stadsgracht. De contouren van die gracht werden dus door de strokenpercelering weerspiegeld.

Veel strookvormige percelen waren van elkaar gescheiden door houtsingels. Benoorden de Zandbergerlaan is de verreweg breedste daarvan slechts ten dele en pas enkele decennia geleden bebouwd.

Volgens een in 1568 door Van Deventer gepubliceerde kaart van de stad Amersfoort stonden er bij het begin van de Leusderweg toen vijf standerdmolens. Een van de molens (of zijn opvolger) werd pas in 1810 gesloopt.

Vlakbij de Leusderweg heeft even ten zuiden van de Daltonstraat een stellingkorenmolen met een bakstenen onderbouw gestaan. Die molen werd in 1913 verplaatst naar het Drentse Sleen.

Even ten noorden van het huidige sportpark Nimmerdor lag ter plekke van een nog niet zo lang geleden gebouwd woonbuurtje de hoeve Velddorp.

Tegenover de omstreeks 1890 ten westen van de Leusderweg gebouwde Juliana van Stolbergkazernekazerne werd tegen het einde van de negentiende eeuw een artilleriepark ingericht.

De latere ontwikkelingen
In 1915 verloor het artilleriepark tegenover de kazerne bij de Leusderweg alweer zijn functie en werden op het terrein ervan enkele scholen gebouwd. Sindsdien is het agrarische deel van het Leusderkwartier gefaseerd geheel getransformeerd in een woonwijk. Daarbij zouden voornamelijk tuindorpen worden gebouwd.

De bebouwing gebeurde een tijdlang volgens een uitbreidingsplan van 1920. Hierin was het noordelijk deel van het Leusderkwartier gereserveerd voor woonbuurten voor de middenstand of rbeidersklasse. Bij het ontwerp van de woonbuurten speelde de stadsarchitect C.B. van der Tak een belangrijke rol.

Tijdens de dertiger jaren werd vooral het centrale deel van de wijk gebouwd. Daar verrezen korte rijen woningen en twee-onder-een-kappers met grote, aan de zijkanten laag beginnende dakpartijen.

Uit de vijftiger jaren dateren behalve kleine aantallen landhuizen of rijwoningen ook enkele complexen vrij lage maar tamelijk lange flatgebouwen in het zuidelijk deel van de woonwijk. De flatgebouwen kwamen vrijwel dwars op de hoofdontsluitingen van de toen gerealiseerde nieuwe buurten te staan. Daarbij werden ze op ruime afstand van elkaar gesitueerd. Hierdoor was het mogelijk tussen de flatgebouwen wat houtgewas te planten.

Concentratie van nieuwbouw op (vrij ver van elkaar gelegen) evenwijdige stroken was in de vijftiger jaren niet ongebruikelijk.

Tegen het einde van de twintigste eeuw raakten zowel het sportterrein in het zuidwesten als de brede houtsingel in het oosten nog gedeeltelijk bebouwd.

Doordat de wijk Leusderkwartier gefaseerd werd gerealiseerd kan men er zich een goed beeld vormen van de ontwikkelingen die de stedebouw en architectuur van een middelgrote stad tijdens de vorige eeuw doormaakten.

Enkele monumentale bezienswaardigheden
Het meest noordelijk deel van het Leusderkwartier wordt grotendeels geoccupeerd door een bouwkundig boeiend tuindorp, bij de bouw waarvan donkere bakstenen en pannen werden gebruikt. De architectuur van deze woonbuurt verraadt trouw aan het vroeg-twintigste-eeuwse streven naar veel afwisseling, tweezijdige symmetrie, vormenrijkdom en eenheid in verscheidenheid.

Kenmerkend voor de huizen van het tuindorp zijn verder onder meer de geringe lengte van de bouwblokken, rijkdom aan hoger opgetrokken gevelgedeelten en het voorkomen van rondbogige overbouwde ingangspartijen.

Bij de noordoostrand van het Leusderkwartier presenteert zich aan de van Miereveltstraat een hofachtig minituindorp uit de jaren 1918-1921. Een opmerkelijk onderdeel is een poortwoning, die wordt gekroond door een dakkapel. De lage huisjes van de hof staan achter en opzij van een rechthoekig plantsoen. Die groenvoorziening wordt getweeëndeeld door een pad dat naar de poortwoning loopt.

Aan de Leusderweg staat de van 1924 daterende Nieuwe Kerk. Het is een vrij fors gebouw met een groot zadeldak, waarvan de zijgevels worden verlevendigd door robuuste steunberen. Kenmerkend voor de kerk zijn ook groepen van twee of drie naast elkaar geplaatste smalle hoge raampartijen. Bij de kerk hoort een vrij lage toren met een steil piramidedakje.

Het exterieur van het gebouw werd ontworpen door G. van Hoogevest, die ook architect was van enkele andere Amersfoortse kerkgebouwen.

In 1931 ontwierp de toenmalige stadsarchitect C.B. van der Tak bij en langs de Wattstraat een architectonisch boeiend woonbuurtje waarvan de laag beginnende lange zadeldakpartijen door enkele hoge topgevels worden verlevendigd. De intieme Wattstraat wordt er door een tweetal poortgebouwen van de buitenwereld gescheiden.

Monumentale bebouwing van geheel andere aard staat in het niet vrij toegankelijke deel van het buiten Nimmerdor. Omstreeks 1880 verrezen op dat deel van het landgoed de villa Waterdal, een groot koetshuis, kleine boerderij, oranjerie. tuinmanswoning, dienstwoning en een duiventil.

Van de villa Waterdal herinnert de naam aan het omstreeks het midden van de 19de eeuw bij Nimmerdor gevoegde buiten Waterdal. De witgepleisterde villa vertegenwoordigt de Engelse neogotiek.

Een opvallend onderdeel van het gebouw is een naar verhouding plompe lage toren. Een er enigermate op lijkende, met kantelen gekroonde toren is ook onderdeel van het eveneens witgepleisterde en neogotische koetshuis, dat in 1993 een kantoorbestemming kreeg. Het plateaudak van het koetshuis wordt verlevendigd door enkele topgevels. Een aantal rijk gedetailleerde gevelornamenten verwijzen naar de vroegere functie van het gebouw, waarin ook een woning was ondergebracht.

De door een laag beginnend zadeldak gekroonde kleine boerderij staat op het terrein van de voormalige buitenplaats Waterdal. De voorgevel van het pand werd verfraaid met een tweetal pilasters die een arcadenboog lijken te schragen.

De oranjerie is een neoclassicistisch gebouwtje, waarvan de rode bakstenen gevels worden verlevendigd door enkele uitspringende traveëen, pilasters en kordonlijsten. De grote ramen van de oranjerie zijn voorzien van halfronde bovenlichten.

De lage maar brede tuinmanswoning van Nimmerdor wordt grotendeels gekroond door een plateaudak. Een opvallend onderdeel van het overigens witgepleisterde pand is de wat hoger opgetrokken houten middenpartij. De vensters zijn voorzien van kepervormige bovenlichten.

Aan de Arnhemseweg maakt de eenvoudiger dienstwoning zijn opwachting bij de ingang van het landgoed.

De duiventil werd geplaatst op het grote stuk grasland dat vanuit de Arnhemseweg kan worden overzien. Het is een zeskantig houten vogelhuis, dat op meer dan twee meter hoge poten staat en wordt gekroond door een veel kleinere bovenbouw. Gezien zijn neogotische stijlkenmerken is de til niet het in 1746 vermelde ‘duyfhuys’ van Nimmerdor. Duiven werden op landgoederen vooral vanwege hun eieren, mest en handelswaarde gehouden.

En nu op Geopad
Wie al wandelend een representatief beeld van de geomorfologische gesteldheid, structuur en architectuur van het Amersfoortse Leusderkwartier wil krijgen adviseren wij de hierna door ons beschreven route te lopen. De zes kilometer lange route begint en eindigt bij het NS-station Amersfoort.

Dit betekent dat ook het (noord)oostelijk deel van het Bergkwartier zal worden doorkruist. Wij kozen daarvoor een tracé dat attractief is en niet noodzaakt tot het maken van een grote omweg.

Route 6,6 km. Voor de GPS RouteYou versie, klik hier.

Samenvatting
Het zo’n 6000 inwoners tellende Leusderkwartier is een zuidelijke buitenwijk van Amersfoort, die wordt begrensd door twee van de stadskern uitstralende oude interlocale wegen en de moderne autosnelweg A 28. Een groot deel van het gebied is een woonwijk, ten zuiden waarvan een bospark behouden bleef. Het stadsdeel ligt op het lage brede terras dat de goed herkenbare hogere delen van de Utrechtse Heuvelrug scheidt van de Gelderse Vallei.

De ondiepe ondergrond bestaat er bij het aardoppervlak uit smeltwater- en windafzettingen. In de bossen bezuiden de woonwijk van het Leusderkwartier wordt het lage terras verlevendigd door enkele kleine markante ruggen. Het zijn waarschijnlijk oude duinruggen, die later locaal weer enige tijd stoven.

De woonwijk van het Leusderkwartier occupeerde een cultuurlandschap waar voornamelijk akkerbouw werd bedreven. Het was ontsloten door van Amersfoort uitstralende radiale wegen, die onderling door een aantal dwarsweggetjes of -paden waren verbonden. De drie voornaamste radiale ontsluitingen bleven behouden.

Het cultuurland waarop de wijk Leusderkwartier werd gebouwd, kenmerkte zich door een verkaveling in evenwijdige stroken, die in dezelfde richting liepen als de meest nabije delen van de Amersfoortse stadsgracht. De contouren van die gracht werden dus door de strokenpercelering weerspiegeld.

Het onbebouwd gebleven zuidelijk deel van het Leusderkwartier wordt vrijwel geheel geoccupeerd door het bosrijke buiten Nimmerdor. Dat landgoed werd omstreeks 1645 gesticht door Everard Meijster, waaraan een straatnaam van het Leusderkwartier herinnert.

Op een kaart van 1645 is te zien, dat het park van Nimmerdor toen een geometrische structuur had. Het oostelijk deel van het park zou bijna twee eeuwen later echter volgens de opvattingen van de landschapsstijl worden heringericht.

Sinds het begin van de twintigste eeuw is het agrarische deel van het Leusderkwartier gefaseerd geheel in een woonwijk getrransformeerd. Daarbij werden voornamelijk tuindorpen gerealiseerd.

Het meest noordelijk deel van het Leusderkwartier wordt grotendeels geoccupeerd door een tuindorp, bij de bouw waarvan donkere bakstenen en pannen werden gebruikt. De architectuur van deze woonbuurt verraadt trouw aan het vroeg-twintigste-eeuwse streven naar veel afwisseling, tweezijdige symmetrie, vormenrijkdom en eenheid in verscheidenheid.

Tijdens de dertiger jaren werd vooral het centrale deel van de wijk gebouwd. Daar verrezen korte rijen woningen en twee-onder-een-kappers met grote, aan de zijkanten laag beginnende dakpartijen.

Uit de vijftiger jaren dateren behalve kleine aantallen landhuizen of rijwoningen ook enkele complexen vrij lage maar tamelijk lange flatgebouwen, Die kwamen vrijwel dwars op de hoofdontsluitingen van de toen gerealiseerde nieuwe buurten te staan, waarbij ze op ruime afstand van elkaar werden gesitueerd.

Tegen het einde van de twintigste eeuw raakten zowel het sportterrein in het zuidwesten als een brede houtsingel in het oosten nog gedeeltelijk bebouwd.

Doordat de wijk Leusderkwartier gefaseerd werd gerealiseerd kan men er zich een goed beeld vormen van de ontwikkelingen die de stedenbouw en architectuur van een middelgrote Nederlandse stad tijdens de vorige eeuw doormaakten.

Bebouwing van geheel andere aard staat in het niet vrij toegankelijke deel van het buiten Nimmerdor. Omstreeks 1880 verrezen op dat deel van het landgoed de villa Waterdal, een groot koetshuis, kleine boerderij, oranjerie, tuinmanswoning, dienstwoning en een duiventil.

Deze bouwwerken zijn mede door hun neogothische stijlkenmerken van bijzondere architectonische betekenis.