Geo-Hotspot 106- Amersfoort-Bergkwartier

bijgewerkt 28-12-2021

Een bijdrage van Stichting Nationaal Landschapskundig Museum ‘Telluris’, H.A. Visscher

Voor het complete boekje met alle afbeeldingen, klik hier.

Geo-Hotspot: het Bergkwartier van Amersfoort

waar een grotendeels bebouwd, markant en bosrijk stuwwalplateau nu vooral architectonisch boeit

 

Dit wandelgidsje gaat over het op een stuwwalgedeelte gelegen Bergkwartier van de stad Amersfoort. De brochure is aflevering 106 van een reeks gewijd aan gebieden waar ook de bodem en het reliëf ons duidelijk laten zien welke invloed natuurlijke processen en de mens er op de ontwikkeling hadden.

Aangegeven wordt waaruit een en ander valt af te leiden. Speciale aandacht krijgt daarbij een route waar dit goed kan worden waargenomen en wij dus op geopad kunnen gaan.

Het meest tot de verbeelding spreken er de steilere stuwwalflanken, architectuur van de oudere bebouwing en lommerrijkdom van de villa- en groenparken.

Voorwoord
Wie wil weten waardoor een gebied werd zoals het nu is, kan veel hebben aan hetgeen de Aarde daarover vertelt. Zowel de grond onder onze voeten als het reliëf om ons heen bieden daar vaak allerlei informatie over. Daarbij tonen ze behalve effecten van natuurlijke  processen ook de invloed die de mens op de ontwikkelingen uitoefende.

Om profijt te hebben van de informatiebron Aarde moeten wij haar taal wel verstaan. Bij een wandeling in het Bergkwartier van Amersfoort kan deze brochure dan als een soort tolk fungeren. Ze is aflevering 106 van een reeks vergelijkbare uitgaven over gebieden waar de bodem- en reliëfkenmerken ons veel te zeggen hebben.

In elke aflevering wordt eerst in het kort iets over de ligging en aard van het betreffende gebied medegedeeld. Dan volgt een hoofdstuk over de natuurlijke processen die er plaatsvonden en de invloed die de mens op de ontwikkeling van het gebied had. Hierna beschrijven wij nog een wandel- of fietsroute waar bodem en reliëf de geschetste ontwikkeling duidelijk laten zien. Een dergelijke route wordt wel Geopad genoemd.

De reeks brochures met beschrijvingen van zulke routes verschijnt dan ook onder het motto “Op geopad”.

Om welk en wat voor gebied gaat het?
Het Amersfoortse Bergkwartier is een sinds het einde van de negentiende eeuw geleidelijk grotendeels bebouwd geraakt plateau van enkele tientallen meters hoogte. Waar bebouwing uitbleef zijn nog stukken behouden gebleven van het vrij grote en deels tamelijk oude bos dat de hogere delen van het plateau bedekte.

De bebouwing van het plateau is van sterk uiteenlopend karakter. Met name in het noordelijk en centrale deel van de wijk staan veel villa’s, die veelal bij flauwbochtige lanen werden gebouwd. 

Vrijwel bovenop het plateau wordt een groot ziekenhuis zowel door zijn hoogte als hoge ligging in zijn omgeving plaatselijk als een beeldbepalend gebouw ervaren.

De noordelijke flanken van het plateau worden geschampt door de spoorlijn naar Utrecht (en Amsterdam). Aan deze spoorlijn ligt bij de noordoosthoek van het Bergkwartier het hoofdstation van Amersfoort. De zuidwesthoek van de wijk wordt gemarkeerd door het ingegraven verkeersknooppunt Stichtse Rotonde, van waaruit de N 221 een groot onbebouwd gebleven deel van het Bergkwartier zowel aan de west- als zuidzijde begrenst.

De natuurlijke ontwikkeling
De invloed van de ijstijden
Zoals de naam ervan eigenlijk al zegt is het Bergkwartier de verreweg hoogstgelegen wijk van Amersfoort. De naam berg is ook niet overdreven omdat het langste stuwwalsysteem van de Utrechtse Heuvelrug bij de stadskern van Amersfoort grotendeels wordt omgeven door veel lager gelegen gebied en er met vrij steile flanken uit oprijst. Bovendien werd het markante stuwwalgedeelte bekend als de Amersfoortse Berg.

De afzettingen van het stuwwalgedeelte waarop het Bergkwartier is gelegen werden zowel vanuit het noordwesten als zuidoosten door zich uitbreidend Scandinavisch landijs opgeschoven.

Dit gebeurde zo’n 150.000 jaar geleden, in de voorlaatste koude tijd van het jongste geologisch verleden. Hierdoor vergroeiden twee stuwwallen van de Utrechtse Heuvelrug bij hun begin tot een markant noordwest-zuidwest georiënteerd plateau. Het zijn de successievelijk zuid- en zuidoostwaarts tot voorbij het stadje Rhenen te vervolgen verreweg langste stuwwal van de heuvelrug en een vrij korte die acht kilometer westelijker bij Den Dolder eindigt.

Vlakbij de plek waar het plateau zich in twee afzonderlijke stuwwallen splitst werd de Stichtse Rotonde uitgegraven. Waar de beide stuwwallen geheel met elkaar vergroeiden reiken ze over een lengte van ruim een kilometer tot 37 - 44 meter boven NAP.  Voor de Utrechtse Heuvelrug is dit niets bijzonders. De langste stuwwal van de heuvelrug reikt bij Amerongen namelijk tot bijna 70 meter boven NAP, terwijl de andere ter hoogte van de postmiddeleeuwse nederzetting Soesterberg een niveau van ruim 53 meter haalt.

Bij hun noordoostelijk uiteinde neemt de hoogte van de gefuseerde stuwwalgedeelten vrij snel af. Bovendien verspringt de as ervan enkele honderden meters naar het noordwesten.

De vrijwel vlakke bovenzijde van het plateau is enkele tot verscheidene honderden meters breed.

De zijflanken van het stuwwalplateau zijn plaatselijk nogal steil. Dit is met name aan de noordwestkant het geval.

De hellingen van het plateau worden her en der verlevendigd door enkele natuurlijke terrassen. De bovenzijde ervan ligt op circa 28 of 20 meter boven NAP.

Plateau- en terrasachtige vormingen kenmerken ook een aantal andere delen van het Nederlandse stuwwallenlandschap. Hun aanwezigheid vormt een aanwijzing dat het afzettingen wegschuivende landijs zich boven bepaalde niveaus soms plotseling enige tijd sterker uitbreidde en het oppervlak van de opgestuwde afzettingen dan egaliseerde.

Anders dan in veel andere delen van het Nederlandse stuwwallenlandschap werden in de Amersfoortse Berg geen smeltwaterdalen gevormd. Dit houdt waarschijnlijk verband met de vrij “plompe” vorm die het landijs het plateau gaf. Er ontstonden daardoor geen langgerekte laagten waarin zich bij het wegdooien van een ijskap en sneeuwaccumulaties voldoende smeltwater kon verzamelen om geulen uit te schuren.

De visueel goed herkenbaar gebleven hogere delen van de Centraal- en Oost Nederlandse stuwwallen worden op veel plaatsen van de eromheen gelegen grote laagten gescheiden door een brede zoom terrasachtige vormingen, waarvan de ondiepe ondergrond zowel uit gestuwde als smeltwater- of windafzettingen kan bestaan. Ook in en bij Amersfoort is dat het geval. De vrijwel vlakke delen van de terrasachtige stuwwalzomen liggen er over het algemeen vijf tot tien meter boven N.A.P.

Waar de terrasachtige vormingen vrijwel geheel uit opgestuwde afzettingen bestaan zijn ze waarschijnlijk door het expanderende landijs gevormd. Elders zouden wij te maken kunnen hebben met stuwwalterrassen, die tamelijk gelijkmatig door smeltwater of de wind met afzettingen werden overdekt. Er is dan sprake van een geërfd reliëf. Smeltwater en wind kunnen echter ook primair verantwoordelijk zijn geweest voor het ontstaan van de terrassen.

Zo liet smeltwater terrassen achter als de grindrijke grond die het vanuit de stuwwallen aanvoerde geruime tijd slechts in een zone onderlangs de stuwwallen kon worden afgezet doordat zich in de belendende tongbekkens lang de dikkere delen van de ijslobben handhaafden. De wind zou terrassen kunnen hebben gevormd als de vochtige laagten onderlangs de stuwwallen begroeid raakten met een vitale vegetatie die stuivend zand tegenhield.

Welke bodemmateriaal verplaatsende geoactor primair verantwoordelijk was voor het ontstaan van de brede lage stuwwalzoomterrassen zal op veel plaatsen nog nader moeten worden onderzocht.

Achter de watertoren is het noordoostelijk deel van het grootste bosrelict rijk aan merkwaardig grillig microreliëf. In verband hiermee wordt dit bosgedeelte Klein Zwitserland genoemd. Kenmerkend voor het microreliëf zijn klifachtige hellinkjes, die laagten met een vrijwel vlakke bodem omgeven. Het lijkt er op dat we hier van doen hebben met een complex langgeleden geëxploiteerde grindgroeven, die bij de aanleg van het parkbos een wat natuurlijker aanzien werd gegeven.

Sinds omstreeks 1860 is het stuwwallichaam zowel vanwege bebouwing als bij de aanleg van de spoorlijn en enkele wegen of her en der door ingravingen verminkt.

De meer recente natuurlijke ontwikkeling
Na de ongeveer tienduizend jaar geleden geëindigde laatste ijstijd van ons geologisch verleden raakte de stuwwal begroeid met bos, waar aanvankelijk voornamelijk berken of dennen groeiden. Later zou het op de gestuwde afzettingen voornamelijk uit een associatie van eiken en beuken gaan bestaan, terwijl een wat lichter zomereikenberken bos kenmerkend werd voor de over het algemeen voedselarmere windzanden. Sinds de mens de bosvegetaties ging aantasten kregen ook heide- en steppevegetaties een kans.

In de bodem van het stuwwalplateau leven vrij veel diertjes (o.a. mijten, springstaarten en vliegenlarven) die de organische afvalstoffen van de levende natuur in hun spijsverteringskanaal omzetten in een min of meer stabiele humus. Deze wordt moder genoemd en heeft de vorm van kleine, tussen de overige bestanddelen van de grond aanwezige bolletjes. Waar moder ontstond werd de bodem over het algemeen niet zo sterk uitgeloogd als op de voedselarme windzandgronden, waarbij in oplossing meegenomen bestanddelen van de grond grotendeels al weer op zeer geringe diepte neerslaan.

Men spreekt in zo’n situatie wel van moderpodzolen. Tegenwoordig noemen geowetenschappers deze minder sterk uitgeloogde zandgronden holtpodzolen. Met holt worden namelijk de bosrelicten aangeduid die op de gronden met moderpodzolen groeien.

De invloed van de mens
De ontwikkeling voor de gedeeltelijke bebouwing van het plateau
Voor Amersfoort zich over het imponerende stuwwalgedeelte uitbreidde was de berg bij de stadskern grotendeels cultuurland terwijl het voornamelijk met heidevegetaties begroeide zuidwestelijk deel van de hoogte gemeenschappelijk werd gebruikt als graasgrond.

Later werd er een brede zone verdeeld in complexen evenwijdige strookvormige kavels. De oriëntatie daarvan weerspiegelde min of meer de contouren van de oude stadskern. Daarbij knikte ze meestal bij de wegen die de oude stad met andere plaatsen verbonden. Een en ander doet denken aan het patroon van parallelle grachten bij het oudste deel van Amsterdam.

Binnen het gebied van het huidige Bergkwartier liepen de kavelgrenzen benoorden de oude weg die tegenwoordig Prins Frederiklaan wordt genoemd vrijwel noord-zuid. Tussen de laan en de  hoger gelegen delen van de Utrechtse Weg werd het land volgens nnw-zzo lopende lijnen verreept. Aan de andere zijde van laatstgenoemde weg was een wnw-ozo oriëntatie kenmerkend voor de zone met strookvormige kavels.

Het gebied werd doorsneden door enkele van Amersfoort uitstralende interlokale wegen, die langs de strookvormige kavels door dwarswegen- en paden met elkaar waren verbonden.

Zoals we zagen is het markante stuwwalplateau van het beschreven gebied bekend als de Amersfoortse Berg. Het vanouds onder Amersfoort ressorterende noordoostelijk gedeelte van het stuwwalplateau wordt echter ook wel de Galgenberg genoemd. Op dit vroeger vanuit Amersfoort goed zichtbaar en met een rond terpje verhoogde deel van het stuwwalplateau werden namelijk de lijken opgehangen van veroordeelden die in de stad waren geëxecuteerd.

Dit gebeurde onder meer ook op een grafheuvel van het zogenaamde Kattenbos. De lijken werden via de Dievenweg naar de Galgenberg gebracht. De huidige Vondellaan volgt ongeveer het tracé van die weg en is dus als het ware een gemoderniseerde versie ervan.

Vanuit de door ons beschreven wandelroute is het goed mogelijk de Galgenberg sensu stricto van dichtbij te bekijken en via een trappenpad te beklimmen. Dan zal men bemerken dat het een steilflankig rond terpje is met een platte kruin, die wordt omkranst door een aantal lindebomen. De middellijn van de platte kruin bedraagt ongeveer tien meter.

Bij de aanleg van de spoorwegverbindingen en daarbij behorende emplacementen werd de noord(west)elijke stuwwalflank geschampt. Die helling eindigt daardoor tegenwoordig met een metershoog klif. Een groot deel van de Barchman Wuyterslaan en de Berkenweg lopen bovenlangs het klif.

In 1863 kreeg Amersfoort een spoorwegstation. Dat werd echter wat oostelijker gesitueerd dan het thans in gebruik zijnde veel grotere station.

De latere ontwikkelingen
Na de opening van het spoorwegstation bleef het gebied van het huidige Bergkwartier nog tot in de zeventiger jaren van de negentiende eeuw vrijwel onbebouwd. De daarop volgende jaren verrezen er aanvankelijk slechts enkele grote villa’s. In 1889 werd voor de infanterie bij de Leusderweg de Juliana van Stolbergkazerne gebouwd. Sinds 1980 is het de kazerne een woongebouw.

Omstreeks 1900 begon de realisatie van de villawijk bij het station. De structuur van de wijk werd ontworpen door de Naardense tuinarchitecten, A. P. Smits en R. M. A. O. Schulz, die zich sterk lieten beïnvloeden door de Engelse landschapsstijl. Het eerst raakte het lagere deel van de Utrechtse Weg en een strook tussen het station en die weg bebouwd. Nadat in 1914 een tramverbinding met Zeist tot stand was gekomen nam de belangstelling voor een woning in de wijk sterk toe en zou ze sterk gaan groeien.

Met het stuwwalplateau van het Bergkwartier is in de vorige eeuw weinig zachtzinnig omgesprongen. Het meest ingrijpend waren wel de uitgravingen bij de aanleg van de zogenaamde Stichtse Rotonde, die in de zestiger jaren plaatsvonden. Een tot meer dan 40 meter boven N.A.P. reikend deel van het stuwwalplateau is toen verscheidene meters verlaagd. Om een groot deel van de Stichtse Rotonde werd een gelijknamige weg aangelegd, waarvan het half-elliptische tracé aan een muts kan doen denken. Ook voor de aanleg van deze weg zouden terreindelen worden verlaagd.

Iets minder ingrijpend was de terrassering van de oostelijke plateauflank voor de bouw van het Lichtenbergziekenhuis. Elders zijn her en der stukjes stuwwalflank geterrasseerd voor de bouw van woningen of de aanleg van een sportveld. Markante voorbeelden daarvan zijn onder meer op de vrij steile noordwestelijke stuwwalflank te vinden.

Aan de zuidzuidwestkant complementeert de vrijwel rechte Laan 1914 de ring om de Stichtse Rotonde. Anders dan haar naam zal doen vermoeden dateert deze laan niet van 1914 maar is ze veel ouder. Het was een van de zandwegen die de vroeger algemene strookvormige kavels van deze omgeving markeerden. Uit oude kaarten blijkt dat de laan vroeger Kalkweg werd genoemd.

Enkele delen van het straten- en bospadenpatroon herinneren nog aan de vroegere structuur van Amersfoorts zuidelijke omgeving. Zo zijn het noordoostelijk deel van de Utrechtse Weg en Prins Frederiklaan overblijfselen van een interlocale verbinding die via het gebied de Vlasakkers naar Soest liep. Vanaf de Prins Frederikweg is de Utrechtse Weg onderdeel van een omstreeks 1650 gerealiseerde verbinding met de weg Utrecht-Zeist. Ter weerzijden van deze bijna overal kaarsrechte weg ontstond de nederzetting Soesterberg. Bovendien verrees er her en der veel andere bebouwing. Ondanks de aanleg van de A 28 is deze Utrechtse Weg dan ook nog steeds een belangrijke verbinding.

Zowel de zich achter de Pieter Bothlaan schuilhoudende Appelweg als de zich tegenwoordig veel nadrukkelijker manifesterende Kapelweg zijn behouden gebleven delen van een voormalige verbinding met de Betuwe. Omdat hierover appels en ander fruit uit de Betuwe naar Amersfoort werden getransporteerd werd ze vroeger een tijdlang over grote lengte Appelweg genoemd. Nu is dat nog bij de Piether Bothlaan en op het grondgebied van de gemeente Leusden het geval.

In het gebied waar het stuwwalplateau bij de aanleg van de Stichtse Rotonde werd verlaagd raakte de omgeving van de rijbanen weer begroeid met struikheide- en grasvegetaties, die mede door de aanwezigheid van warme glooiingen attractief bleken voor de zandhagedis. Deze in ons land tegenwoordig vrij zeldzame reptielensoort wist er zich ondanks de aanwezigheid van vrij druk bereden rijbanen te handhaven. De bedoeling is dat dit zo blijft. In verband hiermee wordt verbossing van de heide- en grasvegetaties tegengegaan.

Enkele monumentale bezienswaardigheden
In het Bergkwartier staan niet ver van het spoorwegstation nog een aantal laat 19de-eeuwse landhuizen. Tot de oudste behoren enkele bij de Utrechtseweg. Zo bijvoorbeeld Utrechtseweg 125, dat Meerwegen werd gedoopt en omstreeks 1880 moet zijn gebouwd. Het is een breed neoclassicistisch pand met een schilddak en door vier zuilen gemarkeerde veranda.

Ongeveer even oud als de villa Meerwegen is het grote witgepleisterde huis op de hoek Utrechtseweg / Pieter Bothlaan. Ook deze villa wordt door een plateaudak gekroond. Opvallende onderdelen van het huis zijn de iets uitspringende, ingebouwde en overluifelde ingangspartij en de balustrades van de eerste étage.

Vrijwel tegenover het station zijn de Prinses Marie en Regentesselaan interessant voor de liefhebbers van oude landhuizen. Zo tracteert de Regentesselaan ons met nr 2 op de in 1900 gebouwde witgepleisterde villa Mezzo Monte ( = midden op de berg). Van dit door een plateaudak gekroonde huis trekken vooral twee erker-balkonpartijen onze aandacht.

Een paar jaar later werd de buurt tegenover het station verrijkt met een iets ander type villa, waarvan de twee-onder-een-kapper Prinses Marielaan 9-11 een representatief voorbeeld is. De tweezijdig symmetrische voorgevelpartij van het dubbelhuis werd ten dele voorzien van een tweetal serres, open balkons en topgevels met een ingebouwde loggia.

In het wel als Nederberg onderscheiden uiterste noorden van het Bergkwartier vergast de schuin tegenover het station beginnende Berkenweg ons op rijen antieke middenstandwoningen die omstreeks 1900 werden gebouwd. Speciale aandacht verdient er het rijtje 6 t/m 16. Het bestaat uit een zestal vrij lage woningen, waarvan de paarsgewijs gegroepeerde ingangspartijen wat hoger zijn opgetrokken en iets naar voren springen. De bewoners van de Berkenweg kijken tegenwoordig uit op een rij kantoorgebouwen, die op een lager gelegen, verlaten spoorwegemplacement werden gebouwd.

Bovenop de Amersfoortse Berg is het van 1908 daterende gebouwencomplex bij het Beatrixplantsoen een voormalig rijksinternaat voor jongens. Het hoofdgebouw ervan staat achter een vrij lang rechthoekig plein. Een groot deel ervan wordt ingenomen door een gazon, waarvan de lange zijden worden gemarkeerd door oude lindebomen. Ter weerszijden van het plein wordt onze aandacht getrokken door een drietal witte twee-onder-een-kappers met een plateauvormige zolderverdieping. Het waren de woningen van het onderwijzend personeel. De directeur en adjunctdirecteur van de instelling bewoonden de twee villa’s die vlak voor het hoofdgebouw staan. De panden zijn thans onderdeel van een luxe woonbuurt die grotendeels achter het hoofdgebouw van het voormalige gesticht verrees.

Aan de noordoostrand van het Bergkwartier is een omstreeks 1910 gebouwd complex arbeidershuisjes van de Nicasiusstraat en omgeving een vroeg voorbeeld van sociale woningbouw.

Vrijwel op het hoogste punt van het stuwwalplateau liet de gemeente Amersfoort in 1912 bij de Utrechtse Weg een slechts 19 meter “hoge” ronde watertoren bouwen. Sinds hetzelfde jaar staat er in de naaste omgeving van de Utrechtse Weg ook de neo-classicistische villa Klein Groenesteijn. Het is nr 80 van die weg. De bij het begin van de Pieter Bothlaan gebouwde imposante villa draagt een plateaudak, waarvan de vier hoeken door een schoorsteen worden gemarkeerd en geaccentueerd. De middenpartij van de zijgevel aan de kant van de Pieter Bothlaan presenteert zich met een grote vijfkantige serre, daarboven aangebracht open balkon en fronton.

Architect van het pand was M.J. Klijnstra, die later ook nog enkele andere monumentale grote landhuizen van het Bergkwartier zou ontwerpen. Zo in 1914 bijvoorbeeld ’t Huis Lumey aan de Koningin Wilhelminalaan. Een opvallend element van de villa is de door een rondbogige constructie beschutte hoofdingang van het huis.

In het oostelijk deel van het Bergkwartier is de van 1916 daterende neogothische Sint Ansfriduskerk vanuit de Vondellaan bezien een markante blikvanger, die er de achtergrond domineert van een glooiend plantsoen. Opvallende onderdelen van het gebouw zijn de lange spits van de hoofdtoren en een traptorentje aan de rechterkant van de voorgevel. De bekende kerkenbouwer W. te Riele was de architect van het godshuis. Het zou enige tijd duren voor de kerk door woonbebouwing werd omgeven.

In 1917 verrees vlakbij de scherpe hoek van de Koningin Wilhelminalaan met de Prins Frederiklaan andermaal een villa, die door M.J. Klijnstra was ontworpen. Het Middeloo gedoopte pand werd een langgerekt gebouwencomplex met een vormenrijke rieten kap, iets naar voren springende brede middenpartij en koetshuis. Opvallende elementen van de gevels zijn de reeksen gekoppelde smalle ramen en hun fijnmazige roedenverdeling.

In 1989 werd de villa geteisterd door een brand. Hierna is een groot deel van het complex althans aan de buitenzijde weer in oude luister hersteld. Langs de Prins Frederiklaan kwam echter een appartementencomplex te staan. De houtopstand van de bosrijke villatuin moest daar deels voor wijken.

Na de bouw van de villa Middelloo kreeg de Emmalaan gezelschap van een imposant landhuis, dat door M.J. Klijnstra was ontworpen. Bedoeld wordt het brede landhuis Emmalaan 6, dat wordt gekroond door een boven de zijgevels laag beginnende gebroken kap. Kenmerkend zijn verder reeksen naast elkaar geplaatste smalle ramen. De aan beide kanten door een ander smal raam geflankeerde hoofdingang van het huis bevindt zich in het midden van de voorgevel. De structuur van het pand verraadt de invloed van architect J.W. Hanrath.

Schuin tegenover de watertoren stond op een hooggelegen plek tot 1918 een imposant houten paviljoen met een vormenrijke zadeldakpartij waarboven een opvallende spits uitstak. Het paviljoen bood zijn bezoekers jarenlang een weids uitzicht over de omgeving.

Het paviljoen werd omgeven door een grote parkachtige tuin voor de aanleg waarvan de bekende architect D.F. Tersteeg het ontwerp leverde. In 1918 werd het paviljoen vervangen door de nog bestaande villa Amerberg. Enkele decennia geleden verrezen in de parkachtige tuin twee appartementencomplexen en een rij eengezinswoningen. Bebouwing bespaard bleven de geometrisch aangelegde voortuin en een stukje bos achter de villa.

Naast de grotendeels bebouwd geraakte tuin van de villa Amerberg ligt het terrein van het deels antieke Berghotel, dat gezelschap kreeg van een moderne vleugel.

In een bosrelict bij de Stichtse rotonde wordt onze aandacht getrokken door het tweezijdig symmetrische Belgenmonument. Het werd in 1918 door Belgie aan Nederland geschonken. Deze schenking was een dankbetuiging voor de gastvrijheid die veel Belgische vluchtelingen tijdens de Eerste Wereldoorlog in ons land genoten.

Het monument bestaat uit een ondiep hoofdgebouw en daarachter opgetrokken herdenkingsmuur. De expressieve baksteenarchitectuur van het monument verraadt de invloed van de toen in zwang rakende art deco en Amsterdamse School. In 1967 kreeg het hoofdgebouw een klokkenspel.

Verantwoordelijk voor het ontwerp was de Belgische architect Huib Hoste, die voor het beeldhouwwerk, de glasschilderingen en tuinaanleg samenwerkte met enkele andere kunstenaars.

In het hoofdgebouw bevinden zich twee kleine vertrekken. Tussen het hoofdgebouw en de herdenkingsmuur staat een lage oriëntatietafel. Door de aanleg van veel bos in de omgeving van het monument zijn de diverse dorpen waarvan ze de ligging aangeeft echter niet meer te zien.

Het Belgenmonument staat bovenaan een tweetal zichtassen.

De in elkaars verlengde gelegen Koningin Sophialaan en Bilderdijklaan van het Bergkwartier vormen samen een slingerende route. Speciale aandacht verdient Koningin Sophialaan 13 vanwege zijn tot aan het rieten dak doorlopende erker. Het van 1919 daterende pand werd ontworpen door J.B. van der Haar, die zich al liet inspireren door de toen nog prille Amsterdamse School.

Ook in 1919 werd langs de Daam Fockemalaan een zeer brede, rietgedekte twee onder een kapper gebouwd. Een bijzonder element van het pand is de in het midden van de voorgevel gesitueerde rondbogige toegang naar een grote stallingsruimte voor rijtuigen.Ter weerszijden daarvan reikt een erkerpartij tot de zolderverdieping. Het imposante pand werd ontworpen door architect H.C. Elzinga.

Bij de oostrand van het Bergkwartier vormen de Java- en Sumatrastraat de T-vormige ontsluiting van een architectonisch interessant tuindorp uit de jaren 1919-1924. Enkele woningtypen vormen er korte blokjes van twee of vier huizen. Opvallend is vooral het siermetselwerk van sommige geveltoppen en rondbogige ingangspartijen. De buurt werd door architect H.G. van der Eijden voor de woningbouwvereniging Sint Ansfriedus ontworpen.

Bij de in het noordwesten van de wijk gelegen Borgesiuslaan inspireerde de Amsterdamse School architect A.H. van Wamelen bij het ontwerpen van een complex van 41 middenstandswoningen dat in 1921 bij de toenmalige spoorweghalte Vlasakkers werd gebouwd. Het complex bestaat uit vijf lange blokken met imposante rieten dakpartijen.

Uit hetzelfde jaar als het complex middenstandwoningen stamt het chaletachtige landhuis Mauritslaan 3 dat een in Nederland zeldzaam voorbeeld van Duitse houten systeembouw is.

Bij de zich achter de Pieter Bothlaan schuilhoudende Appelweg toont een kerkje uit 1927 de invloed van de Amsterdamse School. Het is een gebouwtje met een gebroken kap, en iets uitspringende toren, dat aan de zijkanten wordt geschraagd door enkele steunberen.

Bij de J.P. Heijelaan vallen twee in 1927 gebouwde grote villa’s op door hun strakke respectievelijk decoratieve moderne vormgeving.

Vrijwel naast de watertoren verrees in 1929 verrees het modernistische Bergpaviljoen.

Een van de architectonisch meest belangwekkende gebouwen van het Bergkwartier is ongetwijfeld het aan de Groen van Prinstenerweg gelegen voormalige gymnasium. Het werd omstreeks 1930 ontworpen door de toenmalige stadarchitect G. B. van der Tak. Kenmerkend voor het gebouw is de strakke moderne vormgeving en het domineren van de horizontale lijn. Hiermee harmonieert de grote lengte van de reeksen naast elkaar geplaatste smalle raampartijen. Van der Tak verlevendigde het uiterlijk van het gebouw door delen van de gevels ten opzichte van elkaar te laten verspringen.

In het zuidelijk deel van de Indische Buurt werd tijdens de dertiger jaren een complex middenstandswoningen gebouwd waarvan de architectuur door velen als rustgevend maar niet saai wordt ervaren. Kenmerkend voor (delen van) het complex zijn het domineren van de horizontale lijn, verspreide laag beginnende grote topgevels en ingebouwde balkons. Architect van het complex was Johs.H. Blom.

Omstreeks 1934 werden er bij de Utrechtse Weg twee kerken gebouwd. Van deze is het op een binnenterrein gesitueerde pand Utrechtseweg 73 in een strakke moderne stijl opgetrokken. Het andere kerkgebouw toont de stijlopvattingen van de Delftse School. Opvallende onderdelen van het gebouw zijn de door een iele hoge spits gekroonde ranke vierkante toren en de grote dakkapellen onderaan het imposante zadeldak.

Het pand Bilderdijklaan 1 is een kantoorvilla uit 1949 gekenmerkt door een verfijnde modernistische vormgeving. In 2010 stelden B en W van Amersfoort voor de villa de status van gemeentelijk monument te verlenen.

Bij de westrand van het Bergkwartier werd het Constantinianum aan de Daam Fockemalaan in 2010 geklasseerd als rijksmonument. Het Constantinianum is een voormalig klooster- en scholencomplex van de Kruisheren. De oudste delen ervan dateren van 1952 en 1957. De architectuur van het kloostergedeelte herinnert aan de traditionalistische stijlopvattingen van de toen nog invloedrijke Delftse School. Opmerkelijke onderdelen van het vroegere klooster zijn de torens.

Uit de vijftiger jaren dateert ook enkele complexen vrij lage maar tamelijk lange flatgebouwen met een zadel- of schilddak. Ze werden neergezet in de beboste delen van de Amersfoortse Berg die in de buurt van de Daam Fockemalaan en Kapelweg zijn gelegen. De flatgebouwen kwamen  vrijwel dwars op de lusvormige hoofdontsluitingen van de nieuwe buurten te staan. Daarbij werden ze op ruime afstand van elkaar gesitueerd. Hierdoor was het mogelijk tussen de flatgebouwen wat houtgewas te sparen. De situering van de flats op zachtglooiende stuwwalflanken betekende echter ook dat die oude natuurlijke helling door enkele tientallen strooksgewijze terrasseringen zou worden verminkt. Tussen de flatgebouwen kan men zich echter nog enigermate een voorstelling maken van haar vroegere habitus.

Concentratie van nieuwbouw op (vrij ver van elkaar gelegen) evenwijdige stroken was in de vijftiger jaren niet ongebruikelijk. Tussen de door strokenbouw geoccupeerde terreinen bij de Daam Fockemalaan bleef een zone loofbos bebouwing bespaard. Die strook fungeert thans als wandelgroen. Langs de noordzijde van de onbebouwd gebleven bosstrook zijn diverse korte flatblokken van het complex De Terp inmiddels weer gesloopt om te worden vervangen door drie grotere appartementsgebouwen met gemeenschappelijke voorzieningen.

Iets heel aparts is het woonbuurtje dat aan het eind van de vorige eeuw op een braakliggend terrein bij het voormalige gymnasium verrees. Langs de binnenzijde van een doodlopende flauwbochtige ontsluitingsweg werden er verscheidene luxe landhuizen gebouwd. Deze kwamen in hun lengterichting dwars op de straat te staan, waardoor ze lijken uit te stralen van het achter de huizen gelegen hogere stuwwalgedeelte. Architectonisch en esthetisch harmoniëren de huizen met de geomorfologische gesteldheid van hun omgeving doordat de lessenaarsdaken van de woningen in vrijwel dezelfde richting hellen als de nabije delen van de stuwwalflank.

De woonbuurt lijkt een hofje van een binnenterrein. Het is dan ook geen wonder dat ze Binnenhof werd gedoopt.

En nu op Geopad
Wie al wandelend een representatief beeld van de geomorfologische gesteldheid, structuur en architectuur van het hooggelegen Amersfoortse Bergkwartier wil krijgen adviseren wij de hierna door ons beschreven route te lopen. De zes kilometer lange route begint en eindigt bij het NS-station Amersfoort.

Het was niet eenvoudig een route te selecteren, die duidelijk de voorkeur verdient boven een ander geschikt tracé omdat veel voor (delen van) het Bergkwartier kenmerkende boeiende situaties vrij algemeen in het stadsdeel te vinden zijn. Buiten de beschreven route komen dus ook allerlei boeiende situaties voor. Elders in deze brochure wordt op sommige daarvan geattendeerd.

Tussen en in de twee grootste bosrelicten van het stadsdeel volgt ons geopad  het met vierkante paaltjes gemarkeerde tracé van een door de gemeente Amersfoort uitgezette en in een gidsje beschreven route.

Route 8,4 km . Voor de GPS  RouteYou versie, klik hier.

Samenvatting
Zoals de naam ervan eigenlijk al zegt is het Bergkwartier de verreweg hoogstgelegen wijk van Amersfoort. De naam berg is ook niet overdreven omdat het langste stuwwalsysteem van de Utrechtse Heuvelrug bij de stadskern van Amersfoort grotendeels wordt omgeven door veel lager gelegen gebied en er met vrij steile flanken uit oprijst. Bovendien wordt het stuwwalgedeelte waarop de wijk gelegen is de Amersfoortse Berg genoemd.

Ter plekke van het Bergkwartier vergroeiden twee door Scandinavisch landijs opgeschoven, overdekte en locaal geëgaliseerde stuwwallen van de Utrechtse Heuvelrug bij hun begin tot een markant noordwest-zuidwest georiënteerd plateau met ten dele geterrasseerde flanken.

Voor Amersfoort zich over het imponerende stuwwalgedeelte uitbreidde was de berg bij de stadskern grotendeels cultuurland terwijl het voornamelijk met heidevegetaties begroeide zuidwestelijk deel van de hoogte gemeenschappelijk werd gebruikt als graasgrond.

Later werd er een brede zone verdeeld in complexen evenwijdige strookvormige kavels. De oriëntatie daarvan weerspiegelde min of meer de contouren van de oude stadskern.

Evenals de meeste andere gemeenschappelijk gebruikte droge en reliëfrijke graasgronden van ons land zouden die van de Amersfoortse Berg later meer en meer worden bebost. Het was daar al relatief  vroeg het geval.

Waar tot op de dag van vandaag bebouwing uitbleef zijn nog stukken behouden gebleven van het vrij grote en deels tamelijk oude bos dat de hogere delen van het plateau bedekte. Daar vinden wij  ook restanten van het vroeger vrij veel op de zandgronden te vinden eikenspaartelgenbos.

De Frederik Hendriklaan, Utrechtseweg, Pieter Bothlaan, Kapelweg en Leusderweg volgen het tracé van overigens (ten dele) verdwenen of nog bestaande oude interlokale verbindingen.

Na de opening van het Amersfoortse station in 1863 bleef het gebied van het Bergkwartier nog tot in de zeventiger jaren van de negentiende eeuw vrijwel onbebouwd. Nadien werden er aanvankelijk slechts enkele grote villa’s gebouwd. In 1889 verrees bij de oostrand van de wijk de Juliana van Stolbergkazerne, die in 1980 werd getransformeerd in een woongebouw.

Omstreeks 1900 begon de realisatie van de villawijk bij het station.

Vervolgens werd het stuwwalplateau gaandeweg grotendeels geoccupeerd door bebouwing van uiteenlopende aard.

Tot de monumentale bebouwing van de wijk behoren behalve een vrij groot aantal antieke villa’s en de oude kazerne, een opvoedingsgesticht, lage ronde watertoren,  enkele 20ste eeuwse kerken, het zogenaamde Belgenmonument, een gymnasium, tuindorpje bij de Leusderweg, complex middenstandswoningen in de noordwesthoek van de wijk en een daar niet ver vandaan gelegen, naoorlogs klooster- en scholencomplex. De meeste vroegere gebouwen hebben hun vroegere functie verloren.

Met het stuwwalplateau van het Bergkwartier is in de vorige eeuw weinig zachtzinnig omgesprongen. Het meest ingrijpend waren wel de uitgravingen bij de aanleg van de zogenaamde Stichtse Rotonde, die in de zestiger jaren plaatsvond. Ook een ernstige verminking was de terrassering van de oostelijke plateauflank voor de bouw van het Lichtenbergziekenhuis. Elders zijn her en der stukjes stuwwalflank geterrasseerd voor de bouw van woningen of de aanleg van een sportveld.