Een bijdrage van Stichting Nationaal Landschapskundig Museum ‘Telluris’, H.A. Visscher
Voor het complete boekje met alle afbeeldingen, klik hier.
Geo-Hotspot: de Blauwe Koepel bij Baarn
waar de Utrechtse heuvelrug Eemland groet, oude lanen bos doorsnijden en een vijver even aan een riviertje doet denken
Dit wandelgidsje gaat over het westelijk van Baarn gelegen bosgebied Blauwe Koepel. De brochure is aflevering 095 van een reeks gewijd aan gebieden waar (ook) de bodem en het reliëf ons duidelijk laten zien welke invloed natuurlijke processen en de mens er op de ontwikkeling hadden.
Aangegeven wordt waaruit een en ander valt af te leiden. Speciale aandacht krijgt daarbij een route waar dit goed kan worden waargenomen en we dus op geopad kunnen gaan.
Het meest tot de verbeelding spreken er de klifjes die enkele kleine hoogten van het gebied plaatselijk markeren, een aantal oude lanen en een rivierachtige kleine vijver. De informatie is gebaseerd op veldverkenningen en onderzoeksresultaten. In sommige gevallen zijn meerdere mogelijke verklaringen gegeven voor het ontstaan van aardkundige verschijnselen. Niet alles namelijk werd al grondig onderzocht en niet altijd zijn bepaalde mogelijke oorzaken uit te sluiten.
Voorwoord
Wie wil weten waardoor een gebied werd zoals het nu is, kan veel hebben aan hetgeen de Aarde erover vertelt. Zowel de grond onder onze voeten als het reliëf om ons heen bieden daar vaak allerlei informatie over. Daarbij tonen ze behalve effecten van natuurlijke processen ook de invloed die de mens op de ontwikkelingen uitoefende.
Om profijt te hebben van de informatiebron Aarde moeten wij haar taal wel verstaan. Bij een wandeling naar de Blauwe Koepel kan deze brochure dan als een soort tolk fungeren. Ze is aflevering 095 van een reeks vergelijkbare uitgaven over gebieden waar de bodem- en reliëfkenmerken ons veel te zeggen hebben.
In elke aflevering wordt eerst iets over de ligging en aard van het betreffende gebied meegedeeld. Dan volgt een hoofdstuk over de natuurlijke processen die er plaatsvonden en de invloed die de mens op de ontwikkeling van het gebied had. Hierna wordt een wandelroute beschreven waar bodem en reliëf de geschetste ontwikkeling duidelijk laten zien. Een dergelijke route wordt wel ‘Geopad’ genoemd.
De reeks brochures met beschrijvingen van zulke routes verschijnt dan ook onder het motto ‘Op Geopad’.
Om welk en wat voor gebied gaat het?
De Blauwe Koepel is de naam van het bosgebied dat ten westen van Baarn en benoorden de spoorlijn naar Hilversum is gelegen. Het behoorde tot de landgoederen Groeneveld en Buitenzorg, maar is tegenwoordig grotendeels eigendom van Staatsbosbeheer.
Het zuidoostelijk deel van het gebied ligt op de noordwestelijke flank van de kleine lage stuwwal waarover Baarn zich uitbreidde. Meer naar het noordwesten bestaat de ondiepe ondergrond echter uit grindarme (wind)afzettingen uit de laatste ijstijd. Het oppervlak ervan vertoont enkele lage ruggen, die hier en daar door enkele kommetjes worden verlevendigd. De droge grindarme zandgronden waren tijdens en kort na de Middeleeuwen locaal onderhevig aan verstuivingen. Daarbij werden bepaalde zones verlaagd en andere met het stuifzand overdekt. Op de overgang van de door de wind verlaagde en opgehoogde zones komen hier en daar klifjes voor.
Een deel van het ontsluitingspatroon herinnert aan de vroeger bij het Eemland algemenere strokenverkaveling. Met name enkele flauwbochtige lanen en een slingerpad verraden echter de invloed van grootgrondbezitters die bosrijke landgoederen stichtten. Dat doet trouwens ook een enclave grasland met een rivierachtige smalle vijver.
Voor een nadere kennismaking met de identiteit van het gebied beschreven wij een wandelroute die van het spoorwegstation van Baarn via een hooggelegen lommerrijke villawijk naar en door het bos loopt. In verband hiermee is in deze wandelgids ook enige aandacht geschonken aan het gebied tussen het station en het bos.
De natuurlijke ontwikkeling
De invloed van landijs
Het staatsbos De Blauwe Koepel ligt op de Utrechtse Heuvelrug. Aldus noemt men het in de provincie Utrecht gelegen deel van een hooggelegen natuurrijke zone, die van de Gooise kust tot voorbij Rhenen reikt. Kenmerkend voor de zone is de aanwezigheid van een enkele kilometers breed en plaatselijk tientallen meters hoog rugsysteem, dat overwegend met bos en heide is begroeid, terwijl er ook vrij grote oppervlakten bebouwd raakten.
Evenals de hoogten van het aangrenzende Gooi dankt de Utrechtse Heuvelrug zijn ontstaan primair aan de Scandinavische landijsmassa’s, die zich zo’n 150.000 jaar geleden over een groot deel van ons land uitbreidden.
Vanuit het gebied waar wij nu de Gelderse of Centrale Vallei vinden schoven ze allerlei eerder door water (en wind) neergelegde afzettingen opzij. Die sedimenten kruiden dan scholsgewijs tegen andere afzettingen omhoog. Aldus ontstonden om de Centrale Vallei zogenaamde stuwwallen.
De door het ijs opgeschoven afzettingen vormen zuidelijk van de lijn Den Dolder – Amersfoort een 34 kilometer lange stuwwal, die tot voorbij Rhenen reikt. Op het noordelijk deel van de Utrechtse Heuvelrug manifesteren de gestuwde afzettingen zich echter als drie afzonderlijke kleine hoogten, op een waarvan Baarn gedeeltelijk is gelegen. De stuwwal van Baarn reikt tot 17,5 meter boven N.A.P.
Zowel de ligging van de door het ijs verschoven afzettingen als die van de afzonderlijke stuwwalculminaties weerspiegelen een ontwikkeling, waarbij het grootschalig gelobde front van de opdringende Scandinavische ijskap uiteindelijk ook afzonderlijke tongetjes vormde. Het gebied van Zandvoort en Baarn lag tussen twee van zulke kleine ijslobben. Het wandelgebied ligt gedeeltelijk op de westflank van de Baarnse stuwwal.
De invloed van smeltwater
Behalve het afzettingen opstuwend landijs hebben smeltwater en de wind een belangrijke rol gespeeld bij de vormgeving van de Utrechtse Heuvelrug. Smeltwater deed dit uiteraard bij de verdwijning van het ijs maar ook in de tienduizend jaar geleden geëindigde, als Weichselien bekende laatste koude tijd van het geologisch verleden, toen Scandinavisch landijs ons juist niet meer bereikte, maar soms wel dikke pakketten (“verijzende”) sneeuw werden gevormd.
Het ijssmeltwater vergrootte de (dwars)laagten van het stuwwalreliëf tot valleien en bouwde van het materiaal dat het meenam grote waaiers grindhoudende zanden. Minder grootschalig waren de activiteiten van het vooral in de laatste ijstijd actieve sneeuwsmeltwater, dat een belangrijke rol speelde bij de (verdere) vorming van kleinere dalen. Anders dan bij Leersum, Amerongen en Rhenen heeft het smeltwater in de stuwwal van Baarn echter geen markante valleien of dalletjes gevormd.
De vallei- en dalvorming was in de over het algemeen doorlatende ondergrond van de stuwwallen overigens slechts goed mogelijk wanneer begroeiing ontbrak en bodemijs water belette diep weg te zakken. Onder de huidige omstandigheden is alleen op van begroeiing ontdane steile hellingen sprake van watererosie.
Onderaan de flanken van de Baarnse stuwwal kwam het grove materiaal dat het smeltwater afvoerde terecht in het vertakte tongbekken van de Gelderse Vallei. De afzettingen die aldus ontstonden maken deel uit van het tot enkele kilometers brede, laag gelegen terras, dat de Utrechtse Heuvelrug over grote lengte van de Gelderse Vallei scheidt.
De invloed van de wind
In het Weichselien heeft ook de wind de geomorfologische gesteldheid van het stuwwallenlandschap nogal beïnvloed. Erosie zou daarbij echter slechts mogelijk zijn wanneer de bodem kaal, droog, grindarm en niet door ijs aaneengekit of met sneeuw bedekt was. Wanneer de wind zand aanvoerde bracht hij vaak ook sneeuw mee.
Evenals het ijssmeltwater spreidde de wind het door hem meegenomen, overwegend zandige materiaal plaatselijk over grote aaneengesloten oppervlakten als een mantel over oudere afzettingen uit, waarna smeltwater het soms nog weer verspoelde. Aldus ontstonden de zogenaamde (verspoelde) dekzanden. Het zal duidelijk zijn dat in de primair door de wind gevormde dekzanden vrijwel geen grof grind voorkomt.
Op de hogere delen van de Baarnse stuwwal liet de wind in de laatste ijstijd nauwelijks afzettingen achter. Onderaan de glaciale hoogte vormen ze echter de “bovenbouw” van het brede laag gelegen terras, dat de opgestuwde afzettingen van de Utrechtse Heuvelrug aan de kant van de Gelderse Vallei flankeert. Het westelijk deel van het wandelgebied is op dat laag gelegen terras gelegen.
De bovenzijde ervan is echter geenszins vlak (meer). Onder de koude omstandigheden van de laatste ijstijd kon het terrasoppervlak namelijk door allerlei processen (weer) een geaccidenteerd oppervlak krijgen. Bovendien zouden later onder invloed van allerlei menselijke activiteiten en (daarmee verband houdende) veranderingen van het (micro)klimaat nog weer verstuivingen mogelijk zijn.
In het westelijk deel van het wandelgebied wordt een lage zandrug van het terras verlevendigd door een aantal kommetjes van onbekende genese.
Na de laatste ijstijd raakte het gebied begroeid met bos, dat later vooral op de gestuwde (rivier)afzettingen voornamelijk uit een associatie van eiken en beuken zou bestaan, terwijl een wat lichter zomereikenberkenbos kenmerkend werd voor de voedselarme windzanden.
De invloed van de mens
De invloed van grootgrondbezit
Bij de noordrand van het beschreven gebied werd het landgoed Groeneveld aangelegd in een zone met westwaarts divergerende strookvormige kavels van een laatmiddeleeuws cultuurlandschap. Groeneveld was oorspronkelijk een hofstede van het landgoed Drakenburg. Omstreeks 1671 kwam ze in het bezit van Andries Mamuchet. Na zijn dood in 1684 werd zoon Marcus de eigenaar. Zoon Marcus breidde het grondbezit uit, terwijl hij de boerderij in 1702 verving door een rechthoekig landhuis. Het nieuwe pand zou de kern worden van het paleisachtige, huidige hoofdgebouw van Groeneveld.
Bij het huis liet de nieuwe eigenaar een jagershuis, koetshuis en oranjerie bouwen.
Nadat Marcus Mamuchet in 1730 kinderloos was gestorven werd het huis gekocht door de Amsterdamse regent Arend van der Waeyen. Deze verfraaide het hoofdgebouw, terwijl hij links en rechts voor het pand een zogenaamd bouwhuis neerzette. Na vijf jaar verkocht Van der Waeyen zijn bezit Groeneveld weer. Het kwam nu in handen van de vermogende Amsterdammer Cornelis Hasselaar, die echter al in 1737 stierf.
Groeneveld werd toen eigendom van zijn zoon Pieter, die het rechthoekige pand aan beide zijden met een naar voren buigende zijvleugel liet uitbreiden. Pieter Hasselaar investeerde hierdoor echter grotere bedragen dan financieel verantwoord was, als gevolg waarvan hij zich tenslotte genoodzaakt zag zijn landgoed te verkopen. Eigenaar werd daarna de Amsterdemmer Jan Lucas van der Dussen, die er tot zijn dood bleef wonen.
Toen in 1774 ook de weduwe van Jan Lucas overleed, slaagde Pieter Hasselaar er in zijn vroegere bezit weer via een veiling in handen te krijgen. Hij zou er nu tot zijn dood in 1797 blijven wonen.
Na de dood van Piet Hasselaar is Groeneveld nog eigendom geweest van de families Huydecoper, Van Heemstra, Taetes van Amerongen en Colson. Laatstgenoemde familie verkocht het landgoed kort voor de Tweede Wereldoorlog aan Staatsbosbeheer, maar zou er nadien als huurster nog jarenlang blijven wonen. In 1977 nam Staatsbosbeheer het grote huis zelf in gebruik om het in te richten als het “Nationaal Centrum voor Bos, Natuur en Landschap”
Tot het landgoed Groeneveld behoorden vier boerderijen, waarvan er thans nog drie over zijn. Een van de drie overgebleven boerderijen is het hiervoor reeds genoemde, als De Ossenstal bekend geworden jagershuis, dat links voor de hoofdgebouwen van het landgoed werd gesitueerd. Het is een T-vormige hoeve, waarvan de ondiepe brede woning voor het bedrijfsgedeelte staat. De tweezijdig symmetrische woning bestaat uit een parterre en zolderverdieping met een pannengedekt schilddak, waarvan de beide bovenhoeken door een schoorsteen worden gemarkeerd. Achter de woning is het bedrijfsgedeelte voorzien van een laag beginnend rieten dak. Haar naam dankt de hoeve aan het feit, dat er de ossen werden gestald, die bij de ontginning van de heide en werkzaamheden in het park gebruikt zijn. Tegenwoordig is de Ossenstal een dienstwoning en excursieschuur van Staatsbosbeheer.
Een andere architectonisch waardevolle boerderij van Groeneveld is de langhuishoeve Ravestein. Ze dateert uit de tweede helft van de achttiende eeuw. De boerderij wordt gekroond door een groot, laag beginnend zadeldak. Van de voorgevel vallen met name de vier naast elkaar geplaatste twintigruits schuifvensters op.
Aanvankelijk was het landgoed ruim drie en een halve kilometer lang en twee- à driehonderd meter breed. In de 18de eeuw werd Groeneveld aan de zuidzijde uitgebreid en aan de oostkant ingekort. Tijdens de 19de eeuw is het buiten aan de westzijde verkleind, wat onder meer verband hield met de aanleg van de in 1874 geopende spoorlijn Hilversum – Baarn. De huidige oppervlakte van Groeneveld bedraagt circa 130 ha.
Het park van Groeneveld werd in de zeventiende eeuw volgens geometrische principes gestructureerd. Omstreeks 1770 zou er voor de toenmalige eigenaar Van der Dussen al een slingerbosje worden aangelegd. Waarschijnlijk was dat het eerste landschapsparkje dat op het grondgebied van de gemeente Baarn werd gerealiseerd.
Niet lang daarna zorgde de tuinarchitect J.G. Michaël voor een verdere “verlandschappelijking” van het park. De grootschalige herinrichting in landschapsstijl, die het park zijn huidige karakter gaf is echter te danken aan de familie Huidecoper, die architect J.D. Zocher jr. omstreeks 1836 opdracht gaf met een reconstructieplan te komen.
Door de uitvoering van het plan werd het park een terrein waar percelen cultuurland worden omsloten door opgaand bos en langgerekte bochtige waterpartijen aan rivieren doen denken. Van de grond die bij het creëren van de waterpartijen vrijkwam werden enkele heuvels opgeworpen. Een ervan is De Wijnberg waarop men destijds druiven heeft willen telen.
Een andere heuvel maskeert een kelder, waar ijs uit de waterpartijen bewaard werd. Dit deed men om etenswaren en dranken te kunnen koelen. Om verwarmende weersinvloeden zoveel mogelijk “buitenboord” te houden werd de ijskelder vrijwel geheel toegedekt met aarde, wat verklaart dat ze onder een heuvel kwam te liggen. De ijskelder is vermoedelijk omstreeks 1836 gebouwd. Eigenaar van het landgoed was toen S.P. Baron van Heemstra.
Het overgrote deel van het wandelgebied behoorde tot het landgoed Buitenzorg. Het bij de Amsterdamse Straatweg gelegen hoofdgebouw van het landgoed is een zeer breed gepleisterd landhuis, dat tweemaal werd vergroot. Het door een laag zadeldak gekroonde, oudste deel van het pand dateert van 1840. Op het landgoed staan ook een dienstwoning, rentmeestershuis en koetshuis.
Het links van het hoofdgebouw gesitueerde koetshuis kan worden omschreven als een langwerpig pand, waarvan de tweede bouwlaag als mezzanine werd uitgevoerd. Een mezzanine is een “onvolkomen” verdieping die het midden houdt tussen een zolder en gewone étage. Kenmerkend hiervoor zijn lage buitenmuren en kleine ramen. Op het waarschijnlijk omstreeks 1875 gebouwde koetshuis werd een dakruiter met klok aangebracht. In 1949 is het koetshuis door een verbouwing geschikt gemaakt om te bewonen, terwijl het later in gebruik zou worden genomen als kantoor.
De laat 19de-eeuwse dienstwoning van Buitenzorg is net als het koetshuis langwerpig, maar wat kleiner. Ook dit pand zou een kantoor worden.
De omstreeks 1840 gebouwde rentmeesterswoning van Buitenzorg staat rechts van het hoofdgebouw. Het manifesteert zich als een groot rechthoekig pand van twee bouwlagen, dat wordt gekroond door een zadeldak. Opvallende elementen zijn de twee ronde vensters van de beide zijgevels.
Omstreeks 1850 was het terrein van Buitenzorg al vrijwel geheel bebost, maar nog vrijwel alleen door enkele rechte lanen ontsloten. Ruim een halve eeuw later zou de structuur van het landgoed echter vrijwel met de huidige overeenkomen. Sindsdien kan het groen van het landgoed worden omschreven als een flink parkbos, waar de landschapsstijl bescheiden wordt vertegenwoordigd door enkele flauwbochtige lanen, een rivierachtige kleine vijver en een daarbij gelegen glooiend grasveld.
Na de Tweede Wereldoorlog heeft Staatsbosbeheer in enkele fasen het overgrote deel van het landgoed Buitenzorg aangekocht, maar er geen wandelroute gemarkeerd.
En nu op geopad
Wie ook wandelend kennis wil maken met het bosgebied Blauwe Koepel adviseren wij de hierna door ons beschreven 8 kilometer lange wandelroute te lopen.
De route begint en eindigt bij het NS-station Baarn. Dit betekent dat wie haar wil volgen zowel voor als na afloop van de boswandeling een lommerrijk villapark moet doorkruisen. De bedoeling is dat het traject door het villapark visa versa wordt afgelegd. De er te vinden monumentale architectuur kan dan andermaal en ook nog eens vanuit een andere gezichtshoek worden beleefd.
Route 8,0 km. Voor de GPS RouteYou versie, klik hier.
Samenvatting
In deze brochure konden we kennismaken met enkele westelijke villabuurten van het dorp Baarn en een daaraan grenzend bospark.
In een groot deel van het gebied bestaat de ondergrond uit overwegend grindrijke afzettingen, die zo’n 150.000 jaar geleden door Scandinavisch landijs werden opgestuwd. Ze vormen de kleine stuwwal waarover Baarn zich uitbreidde. Een deel van het wandelgebied ligt op de westelijke flank van die glaciale hoogte.
Westelijk daarvan bestaat de ondergrond van het wandelgebied uit jongere smeltwater- en windafzettingen, waarvan het oppervlak plaatselijk wordt verlevendigd door (tamelijk) kleinschalig reliëf.
Enkele lage (wind)zandruggen ontstonden er mogelijk tegen het einde van de nu tienduizend jaar achter ons liggende laatste ijstijd. In historische tijd opgetreden zandverstuivingen hebben echter ook hun geomorfologische sporen in het gebied achtergelaten.
Bij de noordrand van het beschreven gebied werd het uit een hofstede van het landgoed Drakenburg voortgekomen grote buiten Groeneveld aangelegd in een zone met westwaarts divergerende strookvormige kavels van een laatmiddeleeuws cultuurlandschap.
Op het landgoed staat een door zijn breedte imposant landhuis, waarvan het middendeel mogelijk van 1703 dateert en de beide naar voren gebogen zijvleugels na 1737 zijn gebouwd. In het huis heeft Staatsbosbeheer een museum ondergebracht.
In de omgeving van het huis verrezen al spoedig een jagershuis, koetshuis en oranjerie, terwijl links en rechts voor het pand een zogenaamd bouwhuis werd neergezet.
Het park van Groeneveld is in de zeventiende eeuw volgens geometrische principes gestructureerd en later gefaseerd “verlandschappelijkt”. De grotendeels door J.D. Zocher jr ontworpen huidige structuur met rivierachtige bochtige waterpartijen en een markante heuvel dateert van 1836.
Tot het landgoed Groeneveld behoorden vier boerderijen, waarvan er thans nog drie over zijn.
Het overgrote deel van het wandelgebied behoorde tot het landgoed Buitenzorg. Bij de Amsterdamse Straatweg staat er een zeer breed gepleisterd landhuis, waarvan het oudste deel van 1840 dateert. Het huis kreeg gezelschap van een dienstwoning, rentmeestershuis en koetshuis.
Omstreeks 1850 was het terrein van Buitenzorg al vrijwel geheel bebost, maar nog vrijwel alleen door enkele rechte lanen ontsloten. Ruim een halve eeuw later zou de structuur van het landgoed echter vrijwel met de huidige overeenkomen. Sindsdien kan het groen van het landgoed worden omschreven als een flink parkbos, waar de landschapsstijl bescheiden wordt vertegenwoordigd door enkele flauwbochtige lanen, een rivierachtige kleine vijver en een daarbij gelegen glooiend grasveld.
Vrijwel het gehele landgoed Buitenzorg is tegenwoordig eigendom van Staatsbosbeheer.