Geo-Hotspot 093-Baarn Centrum

bijgewerkt 23-12-2021

Een bijdrage van Stichting Nationaal Landschapskundig Museum ‘Telluris’, H.A. Visscher

Voor het complete boekje met alle afbeeldingen, klik hier.

Geo-Hotspot: Baarn
waar een bosrijk stuwwalletje met villa’s beplant zou worden

Dit wandelgidsje gaat over het deels op een kleine stuwwal gelegen, verstedelijkte dorp Baarn. De brochure is aflevering 093 van een reeks gewijd aan gebieden waar ook de bodem en het reliëf ons duidelijk laten zien welke invloed natuurlijke processen en de mens er op de ontwikkeling hadden.
Aangegeven wordt waaruit een en ander valt af te leiden. Speciale aandacht krijgen daarbij enkele routes waar dit goed kan worden waargenomen en wij dus op geopad kunnen gaan.

Het meest tot de verbeelding spreken daarbij de steilere stuwwalflanken, architectuur van de oudere bebouwing en lommerrijkdom van de villa- en groenparken.
De informatie is gebaseerd op veldverkenningen en onderzoeksresultaten. In sommige gevallen zijn meerdere mogelijke verklaringen gegeven voor het ontstaan van aardkundige verschijnselen. Niet alles namelijk werd al grondig onderzocht en niet altijd zijn bepaalde mogelijke oorzaken uit te sluiten.

Voorwoord
Wie wil weten waardoor een gebied werd zoals het nu is, kan veel hebben aan hetgeen de Aarde erover vertelt. Zowel de grond onder onze voeten als het reliëf om ons heen bieden daar vaak allerlei informatie over. Daarbij tonen ze behalve effecten van natuurlijke processen ook de invloed die de mens op de ontwikkelingen uitoefende. Om profijt te hebben van de informatiebron Aarde moeten wij haar taal wel verstaan.

Bij een wandeling door Baarn kan deze brochure dan als een soort tolk fungeren. Ze is aflevering 093 van een reeks vergelijkbare uitgaven over gebieden waar de bodem- en reliëfkenmerken ons veel te zeggen hebben. In elke aflevering wordt eerst iets over de ligging en aard van het betreffende gebied meegedeeld. Dan volgt een hoofdstuk over de natuurlijke processen die er plaatsvonden en de invloed die de mens op de ontwikkeling van het gebied had.

Hierna wordt een wandelroute beschreven waar bodem en reliëf de geschetste ontwikkeling duidelijk laten zien. Een dergelijke route wordt wel ‘Geopad’ genoemd. De reeks brochures met beschrijvingen van zulke routes verschijnt dan ook onder het motto ‘Op Geopad’.

Om welk en wat voor gebied gaat het?

Baarn is een van de plaatsen die onderlangs de Utrechtse Heuvelrug ontstond en zich later ook over die hooggelegen zone uitbreidde. Daarbij kwam ook het wat westelijker onderaan de heuvelrug gelegen Zandvoort in de bebouwde kom te liggen. De groei van Baarn begon na de opening in 1874 van de spoorwegverbinding met Amersfoort en Amsterdam.De uitbreiding over de heuvelrug gebeurde voornamelijk in delen van de bossen die geruime tijd daarvoor door de eigenaren van het landgoed De Eult en de Koninklijke domeinen waren aangelegd. Ook enkele bij die bossen gelegen buitens werden echter bebouwd.

In de bossen verrezen vooral villa’s, terwijl op de lager gelegen agrarische gronden meestal andere woningen werden neergezet. Veel op grote percelen gebouwde villa’s zouden later weer plaats moeten maken voor appartementencomplexen en kantoorgebouwen.

Op de wat lager gelegen gronden omsloot de bebouwing langs de voormalige landwegen her en der grote binnenterreinen, waar zich gaandeweg allerlei bedrijven vestigden. De afgelopen decennia zouden de meeste van die bedrijven echter van die binnenterreinen verdwijnen. Hierdoor werden diverse kleine inbreidingen mogelijk.

Toeristisch-educatief boeien vooral de structuur en ligging van het dorp, het reliëf van de kleine stuwwal waarop de villaparken zijn gelegen en de architectuur van de oudere bebouwing. Enkele uit buitens voortgekomen parken, oude lanen en een paar recent gerealiseerde inbreidingen zijn trouwens ook bezienswaardig.

De natuurlijke ontwikkeling

De invloed van landijs
Baarn ligt op de Utrechtse Heuvelrug. Aldus noemt men het in de provincie Utrecht gelegen deel van een hooggelegen natuurrijke zone, die van de Gooise kust tot voorbij Rhenen reikt. Kenmerkend voor de zone is de aanwezigheid van een enkele kilometers breed en plaatselijk tientallen meters hoog rugsysteem, dat overwegend met bos en heide is begroeid, terwijl er ook vrij grote oppervlakten bebouwd raakten.
Evenals de hoogten van het aangrenzende Gooi dankt de Utrechtse Heuvelrug zijn ontstaan primair aan de Scandinavische landijsmassa’s, die zich zo’n 150.000 jaar geleden over een groot deel van ons land uitbreidden.

Vanuit het gebied waar wij nu de Gelderse of Centrale Vallei vinden schoven ze allerlei eerder door water (en wind) neergelegde afzettingen opzij. Die sedimenten kruiden dan scholsgewijs tegen andere afzettingen omhoog. Aldus ontstonden om de Centrale Vallei zogenaamde stuwwallen.
De door het ijs opgeschoven afzettingen vormen zuidelijk van de lijn Den Dolder – Amersfoort een 34 kilometer lange stuwwal, die tot voorbij Rhenen reikt. Op het noordelijk deel van de Utrechtse Heuvelrug manifesteren de gestuwde afzettingen zich echter als drie afzonderlijke kleine hoogten, op een waarvan Baarn gedeeltelijk is gelegen. De stuwwal van Baarn reikt tot 17,5 meter boven N.A.P.
Zowel de ligging van de door het ijs verschoven afzettingen als die van de afzonderlijke stuwwalculminaties weerspiegelen een ontwikkeling, waarbij het grootschalig gelobde front van de opdringende Scandinavische ijskap uiteindelijk ook afzonderlijke tongetjes vormde. Het gebied van Zandvoort en Baarn lag tussen twee van zulke tongetjes.

Het zich via de Gelderse Vallei uitbreidende landijs heeft de stuwwallen die het vormde ook tijdelijk overdekt. Hierbij werd het oppervlak ervan étagegewijs geëgaliseerd. Oorzaak hiervan was waarschijnlijk een laagsgewijze zijdelingse expansie van de landijstongen, die des te sterker kon zijn naarmate minder tegendruk van het voordien gevormde stuwwallichaam werd ondervonden. Door de glaciale egalisatieprocessen vertoont het oppervlak van de stuwwallen terrassen, plateaus en grote dalachtige laagten, wat kenmerkend bleek voor een belangrijk deel van onze glaciale ruggen. Ook in en bij Baarn is een en ander te zien.


Te onderscheiden zijn er

° het door ons Plateau van Baarn West gedoopte hoogste deel van de stuwwal, waarop een oude watertoren staat,
° het enkele meters lagere Terras van het Roosterbos,
° het overwegend 8 à 9 boven N.A.P. gelegen kleine Terras van De Oranjeboom,
° het grote, laaggelegen Terras van Oud Baarn en,
° de tussen beide laatstgenoemde terrassen gelegen Laagte van het Baarnse Bos.

Het hoogste stuwwalgedeelte wordt aan de noordoostzijde gemarkeerd door een vrij steile flank. Dit vormt een aanwijzing, dat het opdringende landijs aan die kant van de glaciale hoogte naar verhouding veel tegendruk ondervond.

Bij de vorming van het laaggelegen terras van Oud Baarn hebben ook smeltwater en de wind een belangrijke rol gespeeld. Hun invloed op de geomorfologische evolutie van Baarn en omgeving is het onderwerp van de volgende paragraaf.

De invloed van smeltwater en de wind

Behalve het afzettingen opstuwend landijs hebben ook smeltwater en de wind een belangrijke rol gespeeld bij de vormgeving van de Utrechtse Heuvelrug. Smeltwater deed dit uiteraard bij de verdwijning van het ijs maar ook in de tienduizend jaar geleden geëindigde, als Weichselien bekende laatste koude tijd van het geologisch verleden, toen Scandinavisch landijs ons juist niet meer bereikte, maar soms wel dikke pakketten (verijzende) sneeuw werden gevormd.

Het ijssmeltwater vergrootte de (dwars)laagten van het stuwwalreliëf tot valleien en bouwde met het materiaal dat het meenam grote waaiers grindhoudende zanden. Enkele komvormige laagten in de noordflank van de Baarnse stuwwal zijn waarschijnlijk door het ijssmeltwater uitgekolkt.

Het vooral in de laatste ijstijd actieve sneeuwsmeltwater speelde een rol bij de (verdere) vorming van kleinere dalen. Anders dan bij Leersum, Amerongen en Rhenen heeft het smeltwater in de stuwwal van Baarn echter geen markante valleien of dalletjes gevormd.

De vallei- en dalvorming was in de over het algemeen doorlatende ondergrond van de stuwwallen overigens slechts goed mogelijk wanneer begroeiing ontbrak en bodemijs water belette diep weg te zakken. Onder de huidige omstandigheden is alleen op van begroeiing ontdane steile hellingen sprake van watererosie.

Met name aan de noord- en oostkant van de Baarnse stuwwal kwam het grove materiaal dat het smeltwater afvoerde terecht in het vertakte tongbekken van de Gelderse Vallei.

De afzettingen die aldus ontstonden maken deel uit van het tot enkele kilometers brede, laag gelegen terras dat de Utrechtse Heuvelrug over grote lengte van de Gelderse Vallei scheidt.
Behalve smeltwater heeft in het Weichselien ook de wind de geomorfologische gesteldheid van het stuwwallenlandschap nogal beïnvloed. Erosie zou daarbij slechts mogelijk zijn wanneer de bodem kaal, droog, grindarm en niet door ijs aaneengekit of met sneeuw bedekt was. Wanneer de wind zand van elders aanvoerde, bracht hij vaak ook sneeuw mee.

Evenals het ijssmeltwater spreidde de wind het door hem meegenomen, overwegend zandige materiaal plaatselijk over grote aaneengesloten oppervlakten als een mantel over oudere afzettingen uit, waarna smeltwater het soms nog weer verspoelde. Aldus ontstonden de zogenaamde (verspoelde) dekzanden.

Het zal duidelijk zijn dat in de primair door de wind gevormde dekzanden vrijwel geen grof grind voorkomt.

Op de hogere delen van de Baarnse stuwwal liet de wind in de laatste ijstijd nauwelijks afzettingen achter. In het onderaan de glaciale hoogte gelegen noorden en oosten van Baarn vormen ze echter de “bovenbouw” van het brede laag gelegen terras dat de opgestuwde afzettingen van de Utrechtse Heuvelrug scheidt van de Gelderse Vallei. Daarbij vertoont het oppervlak ervan ook enkele welvingen.

Na de laatste ijstijd raakte het gebied begroeid met bos, dat later vooral op de gestuwde afzettingen voornamelijk uit een associatie van eiken en beuken zou bestaan, terwijl een wat lichter zomereikenberkenbos kenmerkend werd voor de voedselarme windzanden.

De invloed van de mens

De geschiedenis van Baarn
In historische tijd ontstonden aan de rand van de Utrechtse Heuvelrug een aantal permanente nederzettingen. Bij het laaggelegen Eemland was dat onder meer het huidige Baarn. Omstreeks 750 stond er enkele honderden meters van de later aangelegde Brink al een christelijk kerkje. Enkele kilometers oostelijker lagen aan de rechter Eemoever de kastelen Ter Eem en Grimmestein.

Bij het Kasteel Ter Eem ontstond de kleine nederzetting Eembrugge, die in 1352 stadsrechten kreeg. Vrijwel terzelfder tijd verwierf ook Baarn zulke rechten. Lang plezier hebben de twee plaatsen er niet van gehad. Beide werden namelijk in 1481 vrijwel geheel door de Hollanders verwoest. Eembrugge is nadien geen plaats van enige betekenis meer geworden. Baarn zou eeuwen later echter van belang worden als residentie van de landadel en rijk geworden stedelingen, die er later vele villa’s lieten neerzetten. Zij vestigden zich met name op de hogere gronden ten westen en zuiden van het dorp.


Daarbij was eerst sprake van grootschalige bebossingen op de terreinen van het meermalen uitgebreide landgoed De Eult. Daarvoor verdwenen zowel oude akkers als heidegronden.
Volgens een omstreeks die tijd vervaardigde kaart van het landgoed omvatte De Eult toen zuidwestelijk van het dorpje Baarn een grote aaneengesloten oppervlakte, waartoe zelfs het driehoekige gebied behoorde, waarop later het Roosterbos zou worden aangelegd. Zuidelijk van Baarn reikte een uitloper van De Eult destijds tot de Eem. Op de kaart is ook te zien, dat de bossen omstreeks 1775 aan de noordwestkant reeds tot honderden meters voorbij de Van Heutszlaan waren uitgebreid. Nog verder naar het noordwesten blijkt een ter weerszijden van een flauwbochtige landweg gelegen complex strookvormige kavels dan al gedeeltelijk te zijn bebost. Westelijk daarvan was het gebied van het Roosterbos in 1775 echter nog grotendeels heide, maar wel “ingeraamd” door drie brede houtsingels.
In 1758 zou een groot deel van het landgoed De Eult worden aangekocht voor de latere stadhouder Willem V. Dit impliceerde een aanmerkelijke oostelijke en noordoostelijke uitbreiding van het toenmalige stadhouderlijke domein Soestdijk.

Na de samenvoeging van het domein Soestdijk en het landgoed De Eult werd besloten dat even ten westen van de interlocale zandweg die beide gebieden scheidde de Groote Postweg (Amersfoort – Amsterdam) zou worden aangelegd. Dit gebeurde omstreeks 1763. In 1912 werd de naam van de verbinding gewijzigd in Amsterdamsestraatweg.

Door toedoen van Koning Lodewijk Napoleon werd Soestdijk in 1806 een koninklijk domein wat het na de Franse Tijd opnieuw zou worden en nu ook lang bleef.

De in 1874 voltooide aanleg van de spoorlijn Hilversum – Amersfoort markeerde het begin van een periode, waarin het Domein Soestdijk weer kleiner zou worden. Deze krimp hield vooral verband met de financieel vervulbare wens van veel welgestelden in een lommerrijk villapark en doorgankelijke bosrijke omgeving te gaan wonen.

Al in 1873 liet de toenmalige eigenaar Prins Hendrik, die een broer was van Koning Willem III, bij de plek waar het station werd gebouwd een plantsoen aanleggen. Het werd genoemd naar zijn vrouw Amalia. De opening van het station was voor de nogal commercieel denkende prins ook economisch interessant. In verband hiermee zou hij een deel van zijn grond tussen het station en dorp Baarn kavelsgewijs in erfpacht uitgeven om er mogelijkheden te bieden voor de bouw van villa’s. Aldus ontstond het Amaliapark.


Nadat Prins Hendrik in januari 1879 kinderloos was overleden besloten zijn erfgenamen een aantal vlak bij Baarn en de spoorlijn gelegen delen van het domein Soestdijk af te stoten. Een oppervlakte van circa 100 ha werd daarom in 1882 overgedragen aan de Baarnse Bouwterrein Maatschappij. Deze nam daarop zelf de realisatie ter hand van het naar Prins Hendrik genoemde villapark ten zuidwesten van het station, terwijl andere gronden zouden worden doorverkocht.

Na de verkaveling van de terreinen ten noordoosten en zuidwesten van het station werden met name ten westen van het dorp en oostelijk van het station nog bosgronden voor bebouwing ontsloten en ingedeeld. De afgestane bosgedeelten zouden gaandeweg veranderen in lommerrijke luxe woonwijken die door overwegend bochtige lanen werden ontsloten. Hierbij verdween een groot deel van de boslanen en -paden, die veelal volgens een geometrisch patroon waren aangelegd. Dit betekende ook de teloorgang van een drietal lanensterren.

Met name na de Tweede Wereldoorlog vestigden zich in Baarn enkele industrieën en steeg het inwonertal van de plaats tot ongeveer 24.000.

Het dorp breidde zich toen vooral in de richting van het polderland uit. Daardoor ontstond buitenlangs de noord- en noordoostrand van de oudere bebouwing gaandeweg een enkele honderden meters brede zone buitenwijken.

De in Baarn gelegen monumentale buitens

Zoals we zagen behoorden de hogere gronden ten zuiden en zuidwesten van de dorpjes Zandvoort en Baarn lange tijd tot een groot landgoed De Eult en zou dit in 1758 voor een belangrijk deel bij het stadhouderlijk/koninklijk domein Soestdijk worden gevoegd. Na de opening van het spoorwegstation in 1874 werd enkele malen een deel van de bosrijke domeingronden afgestaan voor de eerste grote uitbreidingen van Baarn. De afgestane bosgedeelten zouden daarna gaandeweg veranderen in lommerrijke luxe woonwijken met een zwierig lanenstelsel.

Elders in Baarn bleef van een aantal kleine buitens meer behouden, terwijl enkele andere pas na de opening van het spoorwegstation werden gesticht.

Zo staat in de noordwesthoek van de bebouwde kom nog het in 1890 gebouwde imposante landhuis van het fotogenieke reliëfrijke buiten Berg en Dal. Het werd gebouwd op een plek waar voordien al een gelijknamig herenhuis uit 1841 stond. De relatief hooggelegen villa wordt beschouwd als een zeer fraaie representant van de neorenaissancestijl. Een opvallend onderdeel van het huis is een schuin geplaatste hoektoren, die door een lantaarn en rijk gedecoreerde peervormige spits wordt
gekroond. Aan de zuidkant van het huis vormt een glooiend gazon de overgang naar een markante terreindepressie waar een vijver blinkt.

Aan de lage noordkant van Baarn ligt het in 1771 gestichte buiten Rusthoek, dat oorspronkelijk Zeerust heette. Bij de aanleg ervan werd de oude Zandvoortseweg verlegd. Op het buiten stond eerst een neoclassicistisch pand, waarachter een nog bestaand zichtkanaal werd gegraven.

Het in neobarokstijl opgetrokken huidige landhuis van Rusthoek dateert van 1905. De tweezijdig symmetrische brede villa wordt zowel in het midden als aan de zijkanten verlevendigd door een iets naar voren springende gevelpartij. De zolderverdieping van het grote huis kreeg een mansardekap met achtkante lantaarn.

Op Rusthoek staat nog een koetshuis uit 1852. De twee bouwlagen ervan worden beschut door een overstekend plateauvormig dak. De zijgevels van het pand zijn van hout.
Vlakbij Rusthoek ligt aan de zuidkant van de Eemnesserweg het buiten Benthuys, dat in 1881 is gesticht en tot 1920 Vooreng werd genoemd. De oorspronkelijke naam hield verband met de vroegere ligging ten opzichte van een verdwenen eng van Baarn.
De in neorenaissancestijl opgetrokken villa van het buiten kreeg een plateauvormig dak. Aan de voorzijde wordt het huis verlevendigd door een iets naar voren springende middenpartij met erker en een door de dakpartij overbouwd balkon. Achter de villa kreeg een open deel van de tuin een geometrische structuur.
Links van het huis staat een kleine rechthoekige oranjerie met een schilddak. Aan de voorzijde is het gebouwtje voorzien van drie bovenaan rondbogige, glasrijke deuren.

Dichter bij de dorpskern dateert het eveneens aan de zuidkant van de Eemnesserweg gelegen minibuiten Pera van 1886. Het werd genoemd naar een voorstad van Instanboel, waar de eerste eigenaar van de buitenplaats zijn handelskapitaal verdiende.

Het zeer grote landhuis van Pera bestaat uit twee aaneengebouwde delen, die beide door een schilddak worden gekroond. In de grote voortuin van Pera trekt een antiek tuinhuisje onze aandacht. Het verder van de Eemnesserweg gelegen achterste deel van de buitenplaats is in 2008 bebouwd met antiek lijkende woningen. Daarbij is een markante glooiende terreindepressie van de grote tuin helaas voor een deel opgevuld met zand.
Omstreeks 1820 werd westelijk van de plek waar de Kerkstraat zich splitst in de Zandvoort- en Dalweg het buiten Veltheim gesticht. Het huis ervan verrees tegenover de Kerkstraat, die als zichtlaan ging fungeren. De Kerkstraat heette toen overigens Schaapsdrift, wat aan de vroegere functie van de weg herinnert. Haar huidige naam kreeg de straat in 1876.

Het nog bestaande huis van Veltheim is een brede neoclassicistische villa met een plat dak, die enkele malen werd verbouwd. Achter het huis lag een grote bosrijke tuin, die later tot bij het huis werd bebouwd. Enkele honderden meters meer naar het westen was het bij de splitsing Dalweg / Berkenweg behouden gebleven chalet Daloord aanvankelijk waarschijnlijk het badhuis van Veltheim.


Pal ten zuiden van de Baarnse dorpskern stichtte de Amsterdamse koopman R. Scherenberg in 1791 het buiten Peking, waar een chinees aandoend paviljoen kwam te staan. Het merkwaardige pand verrees tegenover de kaarsrechte Torenlaan, die als zichtas van het buiten ging fungeren. De Torenlaan was toen overigens al een zichtas van het buiten De Eult, waarvan het landhuis bij het andere uiteinde van de weg lag.

In 1890 werd het chinees ogende paviljoen vervangen door een brede neorenaissancevilla. Omstreeks 1930 is Peking voor een belangrijk deel bebouwd, terwijl het overigens als wandelpark behouden bleef.

Oostelijk van Peking stichtte R. Scherenberg ook een buiten Schoonoord. De bedoeling was hier een chinees huis Nanking te bouwen, waarvan om financiële redenen echter werd afgezien. In 1802 verrees er alsnog een huis met een meer Oudhollands karakter. Het aan de Faas Eliaslaan gelegen pand bestaat uit een breed gepleisterd voorste gedeelte met een schilddak en een lager, maar lang
achterhuis, dat door een mansardeachtige kap wordt gekroond. Vrijwel alle ramen van de parterre beginnen vlak boven de grond, wat in Nederland slechts weinig voorkomt.
Het huis lag op een terrein van 12,5 ha, dat vanwege zijn lage ligging door een omwalling tegen inundaties vanuit Eemland moest worden beschermd.

In de grotendeels beboste tuin van Schoonoord stond bij de Eemweg een chinees ogende koepel, vanwaar uit zowel Amersfoort als de voormalige Zuiderzee was te zien. In 1817 werd Schoonoord verworven door de familie Faas Elias, die er tot 1902 eigenaresse van bleef. Vervolgens zou Schoonoord echter vrijwel geheel verkaveld worden en gaandeweg ook bebouwd raken. Aan het vrijwel verdwenen oude buiten herinneren behalve het grote huis en wat groen nog enkele tuinhuisjes, een oranjerie aan de Tromplaan, vijver bij de hoek Tromplaan/Heemskerklaan en de naam van de Faas Eliaslaan, die tot 1903 Noorderlaan werd genoemd.

Vlakbij zijn landgoed Peking stichtte de Amsterdamse koopman Scherenberg nog een derde buiten Canton waar wel een chinees aandoend landhuis kwam te staan. Na bijna een halve eeuw eigendom te zijn geweest van Prins Hendrik “de Zeevaarder” werd Canton in 1882 eigendom van een bouwmaatschappij. Het huis en naaste omgeving behielden toen het karakter van buitenplaats.
Door toedoen van de nieuwe eigenaar August Janssen zou Canton echter ook daar een heel ander aanzien krijgen. Zo werd het chinese huis in 1910 vervangen door een imposante neobarokke villa. Bovendien verrees er een groot dienstgebouw met koetsremise, paardenstal, tuigenkamer, garage, werkplaats en twee bovenwoningen. Opvallende onderdelen van dit gebouw zijn een kantige traptoren en hoge topgevel. De tot op de huidige dag behouden gebleven bebouwing ligt bij de Javastraat en -laan.

In 1905 liet Janssen zijn buiten uitbreiden met een overplaats van bijna 3,5 ha. Deze kreeg grotendeels het karakter van een ook arboretumachtige, botanische tuin. Voor sommige warmteminnende soorten werd er zelfs een soort kassengebouw neergezet. Het nogal markante gebouw doet denken aan een orangerie en wordt ook wel de wintertuin genoemd. Behalve het beeldbepalende kassengebouw kreeg de tuin een vijverpartij, fontein, colonnade met stenen waterval, tennisbanen en een tennishuisje met decoratief houtsnijwerk.


Na het overlijden van Jansen in 1918 is Canton geschonken aan de Staat der Nederlanden. Dit gebeurde echter onder de voorwaarde dat het park als botanische tuin in stand zou worden gehouden. Als uitvloeisel hiervan werd het Cantonspark een dependance van de Hortus Botanicus van de Rijksuniversiteit Utrecht. Dit bleef het park totdat de universiteit in de tachtiger jaren van de vorige eeuw bij de stad Utrecht een grote botanische tuin op het Fort Hoofddijk aanlegde. Met name de in het kassengebouw aanwezige warmtelievende collecties zijn toen naar dat fort verplaatst.


Het Cantonspark zou echter een botanische tuin moeten blijven en daarvoor worden overgedragen aan de gemeente Baarn. Sinds 1995 bekommert zich ook een stichting “Vrienden van het Cantonspark” om het behoud van het park als educatieve botanische tuin. Het kassengebouw werd daarbij galerie en expositieruimte.

De overwegend geometrisch gestructureerde tuin ligt ten dele op een terras, dat er door een vrij markant hellinkje wordt begrensd. In het lagere deel van de tuin bevinden zich de vijverpartij, een ommuurde rozentuin en kinderboerderij. Onder de bijzondere bomen is een al vrij grote sequoiadendron.

Andere monumentale bezienswaardigheden
In Baarn staat nog een oude kerk, waarvan de toren reeds in de 14de eeuw bestond en in de 16de eeuw werd verhoogd. Van de driebeukige kerk is de kern 15de-eeuws en de zuidelijke zijbeuk iets jonger, terwijl de noordelijke zijbeuk pas in 1888 werd gebouwd.
Wie per trein naar Baarn komt wordt verwelkomt door een in chaletstijl opgetrokken NS-station uit 1874. Er vlakbij is aan de andere kant van het spoor het langgerekte gebouw “De Generaal” het voormalige eindstation van de pas in 1898 geopende regionale spoorverbinding met Utrecht. Het hoogste deel van het gebouw wordt gekroond door een schilddak, terwijl de er op aansluitende lagere delen werden voorzien van zadeldaken.

Ongeveer 200 meter noordwestelijk van de beide stations vertegenwoordigt een ronde watertoren met een brede bovenbouw de neorenaissance. De toren staat in het hoogst gelegen deel van de bebouwde kom bij de Sophialaan. Dit deel van Baarn was voor het werd gebouwd bekend als de Hoogen Eng, wat betekent dat een boerengemeenschap er eeuwenlang gemeenschappelijk akkerbouw bedreef.
Het woon-winkelpand Laanstraat 69 werd omstreeks 1905 in pure Jugendstil verbouwd. Opvallende elementen van de architectonisch zeer waardevolle voorgevel van het pand zijn de door drie stijlen ondersteunde stalen latei en de daarboven aangebrachte erker. Bezienswaardig zijn trouwens ook de vaste kasten en betimmeringen van het nog antieke interieur. In de winkel is vanouds een boekhandel gevestigd.

De behouden gebleven oudere villa’s van Baarn vertegenwoordigen voornamelijk de chalet- en neorenaissancestijl. We vinden ze vooral in het hooggelegen westen van het dorp, waar met name aan de Eemnesserweg, Wilhelminalaan en Luitenant Generaal Van Heutszlaan zelfs enkele zeer grote staan.

Speciale vermelding verdient onder andere de van 1905 daterende, maar in 1912 verbouwde, zeer grote villa Parkwijk aan de Wilhelminalaan. Opvallende onderdelen van het gebouw zijn een tot de dakpartij reikende erkerachtige uitbouw en de rondbogen van de ingebouwde balkons.
Een andere architectonisch opvallende grote villa staat op de hoek van de Wilhelmina- en Emmalaan. Dit in 1904 gebouwde pand vertegenwoordigt de zwierige Jugendstil. Van de imposante landhuizen aan de Prins Bernhardlaan kan de in 1888 opgeleverde villa Florence Grove als een rijk gedecoreerde representant van de chaletstijl worden gekenschetst.

Bij de Lt. Generaal van Heutszlaan is Woudestein een van de grootste villa’s van Baarn. Het enkele malen verbouwde huis dateert van 1885. Links van de hoofdingang wordt de villa gedomineerd door een vierkante toren van vier bouwlagen.

Kleinere oude landhuizen flankeren onder meer de Nassau-, Sophia- en Faas Eliaslaan.
Bij het station is het aan de Gerrit van der Veenlaan gelegen, van 1902 daterende houten landhuis Svea iets heel aparts. Van dit naar de westelijk van Stockholm gelegen streek Svealand genoemde pand werden de onderdelen destijds in een bouwpakket uit Noorwegen aangevoerd.

Aan de Ferdinand Huicklaan attenderen enkele rijen witte en voor een deel houtrijke landhuizen met grote dakpartijen op de stijlopvattingen van de vroeg 20ste-eeuwse Amsterdamse School. In zekere zin doet dat ook de curieuze paddestoelachtige villa Nicolaas Beetslaan 48.


In het noorden van Baarn is de Veldheimweg de hoofdontsluiting van een overwegend tweezijdig symmetrisch gestructureerde woonbuurt uit de twintiger jaren van de vorige eeuw. Kenmerkend voor de buurt zijn huizen met grote, laag beginnende gebroken dakpartijen. Een groot deel daarvan omsluit een tweetal plantsoenen.


Oostelijk van het centrum wordt een klein deel van de Eemweg al enkele decennia gemarkeerd door enige witte woon- en kantoorgebouwen, die op het eerste gezicht kunnen doen denken aan villa’s.
Zowel modernere als luxere kantoorvilla’s zijn tegenwoordig onder meer te vinden op het tussen de Sophia- en Wittelaan gelegen terrein van het voormalige buiten Hoog Wolde.

Enkele architectonisch boeiende recente inbreidingen

Omstreeks 2008 werd de bebouwde kom van Baarn verrijkt met twee architectonisch interessante nieuwe woonbuurten. Een ervan verrees pal ten westen van het centrum op een terrein dat tot het minibuiten Pera behoorde. Van dit kleine buiten bleef het bij de Eemnesserweg gelegen noordelijk deel behouden. Zowel de grote villa van de buitenplaats als een tuinhuisje zijn er na een periode van verval in oude luister hersteld.

Op het eertijds vrij lommerrijke centrale en westelijk deel van het buiten werden 16 “cottages” gebouwd. Tegelijkertijd verrees aan de zuidrand van het terrein dat tot Pera behoorde een rij woningen, die doen denken aan stadsherenhuizen uit het begin van de 20ste eeuw. Ze kwamen te staan op een plek waar bedrijfsbebouwing werd gesloopt.

De andere architectonisch boeiende inbreiding vond plaats op een benoorden de dorpskern aan de Dalweg gelegen terrein. Op deze bouwlocatie stond de fabriek, die bekend zou worden als de producent van de (gestampte) muisjes en ander decoratief broodbeleg. Het is dan ook niet vreemd, dat besloten werd de woonbuurt die er voor in de plaats kwam naar deze fabriek te noemen en De Ruyterhof zou worden gedoopt.

Op het voormalige fabrieksterrein verrezen twee- en drie-ondereenkappers, waarvan de stijlkenmerken doen denken aan de ontwerpen van de vroeg 20ste-eeuwse Amsterdamse School. Daarbij lijken ze sterk op enkele panden in de onmiddellijke nabijheid van de bouwlocatie. Karakteristiek voor de nieuwe woningen van De Ruyterhof zijn laag beginnende, onderaan steile dalflanken, die met rode pannen werden gedekt.

Behouden gebleven oude wegen

Omstreeks 1850 waren de voornaamste interlocale verbindingen van het afgebeelde gebied de wegen Eemnes – Baarn (Van Heemstralaan / Eemnesserweg), Eemnes – Soestdijk (Amsterdamsestraatweg), daarop uitkomende verbinding met Hilversum (Kettingweg / Stationsweg / Luitenant Generaal van Heutszlaan / Hilversumsestraatweg) en de bochtige weg naar de buurtschappen bij de Eem (Eemstraat, Eemweg, Eemdijk). De naar Lage Vuursche lopende Oude Utrechtse Weg had zijn betekenis in die tijd al verloren.

Bebouwd waren in het midden van de 19de eeuw voornamelijk nog slechts de omgeving van de Laanstraat (l), Leestraat (l’) en oude kerk bij de Brink (K). Westelijk daarvan stond er toen enige bebouwing bij de hoofdweg naar Eemnes en langs enkele noordelijk daarvan gelegen complexen oud bouwland. Laatstgenoemde bebouwing vormde de agrarische buurtschap Zandvoort, waarnaar ook een erheen lopende oude landweg werd genoemd. Het tracé van die Zandvoortweg (z) is bij haar markante bocht enigszins “genormaliseerd”.


Aan de noordkant van de oude kern zijn de Dalweg (d) en Kerkstraat (k) korte historische verbindingen, terwijl westelijk van het centrum de Leestraat (l’) tot die categorie oude ontsluitingen behoort. Even ten oosten van de kern kan dit gezegd worden van de deels flauwbochtige Faas Eliaslaan (f). Deze laan wordt bij haar huidige uiteinde vanouds door de Javalaan (j) verbonden met het kruispunt voor het imposante antieke Huis Peking.

Tenslotte zijn in het zuidoosten van de bebouwde kom de plaatselijk flauwbochtige Oosterstraat (o) en Sparrenlaan (s), daarop uitkomende Sumatrastraat en Wijkamplaan (w) ouder dan de wijk die haar nu aan beide zijden flankeert.

Bij de latere sterke uitbreiding van Baarn naar het westen en zuiden bleef een deel van de rechte lanen behouden, die de toen bebouwd rakende bosgedeelten van oude landgoederen compartimenteerden. In het westen zijn dat de Nassaulaan (n), evenwijdig daaraan lopende Molenlaan, Wittelaan (w) en in haar verlengde gelegen Prinses Irenelaan. Laatstgenoemde straat heette vroeger ook Wittelaan. Beide lanen waren onderdeel van de zichtas, die het destijds veel grotere Baarnse Bos in de lengterichting doorsneed. In het behouden gebleven deel van het bos behield ze haar vroegere karakter en heet ze nog overal Wittelaan.

Wat meer naar het oosten zijn de in elkaars verlengde gelegen brede Prins Hendriklaan (h’) en Vondellaan eveneens voortgekomen uit een zichtas, waarvan in het Baarnse Bos de Dennenlaan behouden bleef. Wel heel duidelijk een voormalige zichtas is tenslotte de zeer brede Torenlaan (t), die vanuit Huis Peking naar het Baarnse Bos loopt en er zich net als de Dennenlaan in voortzet.

Bij de Amsterdamsestraatweg zijn de doodlopende Dillenburglaan (d’), het vijverloze smalle stukje van de Emmalaan, de er van aftakkende De Beaufortlaan en een deel van de Prinses Marielaan
voortgekomen uit boswegen. Zowel het smalle stukje Emmalaan als de De Beaufortlaan waren onderdeel van een ster boslanen, die bij de aanleg van het villapark waarin ze later kwamen te liggen overigens zou verdwijnen.
Het middelpunt van de lanenster was ook de hooggelegen plek waar de Witte- en Nassaulaan elkaar ontmoeten. Bovendien straalde er een lanenster vanuit een plek ten westen van de Prins Hendriklaan. Hieraan herinnert nog het tracé van de korte Spoorstraat.

En nu op geopad
Wie al wandelend een representatief beeld van de geomorfologische gesteldheid, structuur en architectuur van Baarn wil krijgen adviseren wij de hierna door ons beschreven route te lopen. De 7,1 km lange route begint en eindigt bij het NS-station Baarn.Route 7,1 km. Voor de GPS RouteYou versie, klik hier.

Samenvatting
Het met de westelijker gelegen voormalige buurtschap Zandvoort vergroeide, verstedelijkende Baarn ligt op en bij een tot 17,5 meter boven NAP reikende kleine stuwwal uit de voorlaatste ijstijd. Kenmerkend hiervoor zijn door Scandinavisch landijs opgestuwde, over het algemeen grindrijke (rivier)afzettingen.

Aan de west- en zuidzijde van het dorp werden de flanken van de stuwwal eeuwenlang voor een deel geëxploiteerd als akkerland. Bovendien breidde het oude landgoed De Eult er zich gaandeweg sterk uit. Daarbij werden zowel akkerland als heideterreinen bebost.

Die bebossingen zouden nog doorgaan nadat het landgoed in 1758 bij het toenmalig stadhouderlijk domein Soestdijk werd gevoegd.

In de Franse Tijd was Soestdijk enkele jaren eigendom van Koning Lodewijk Napoleon. Na het vertrek van de Fransen werd Soestdijk een koninklijk domein.

Door de bebossingen werden de hoge gronden bij Baarn na de ingebruikneming van de spoorlijnen naar Amsterdam, Amersfoort en Utrecht potentieel aantrekkelijke woonmilieus. In verband hiermee zou meermalen een deel van de Soestdijkse domeingronden worden verkaveld voor de bouw van villa’s. Het eerst gebeurde dit ten noordoosten en zuidwesten van het in 1874 geopende station, later met name ten westen van het dorp en oostelijk van het station.

De afgestane bosgedeelten zouden gaandeweg veranderen in lommerrijke luxe woonwijken die door overwegend bochtige lanen werden ontsloten. Hierbij verdween een groot deel van de boslanen en
-paden, die veelal volgens een geometrisch patroon waren aangelegd. Dit betekende ook de teloorgang van een drietal lanensterren.

Elders in Baarn behielden de oude buitens Berg en Dal en Rusthoek nog hun groene landelijke karakter, terwijl van Peking en Canton onder meer nog het laatste er gebouwde landhuis en een groenparkje behouden bleven.
Na de opening van het spoorwegstation zijn ook nog enkele nieuwe buitens gesticht.

Noordwestelijk van Baarn werd het landgoed Groeneveld omstreeks het einde van de 16de eeuw aangelegd in een gebied met strookvormige kavels, waarvan de perceelsgrenzen enigszins in westelijke richting divergeren.
Aanvankelijk was het landgoed ruim drie en een halve kilometer lang en twee- à driehonderd meter breed. In de 18de eeuw werd Groeneveld aan de zuidzijde uitgebreid en aan de oostkant ingekort. Tijdens de 19de eeuw is het buiten aan de westzijde verkleind, wat onder meer verband hield met de aanleg van de in 1874 geopende spoorlijn Hilversum – Baarn. De huidige oppervlakte van Groeneveld bedraagt circa 130 ha.
Op het landgoed staat een door zijn breedte imposant landhuis, waarvan het middendeel mogelijk van 1703 dateert en de beide naar voren gebogen zijvleugels na 1735 zijn gebouwd. In het huis heeft Staatsbosbeheer een museum ondergebracht.

Tot het landgoed Groeneveld behoorden vier boerderijen, waarvan er thans nog drie over zijn. Een van de drie overgebleven boerderijen is De Ossenstal. Haar naam dankt ze aan het feit, dat er de ossen werden gestald, die bij de ontginning van de heide en werkzaamheden in het park gebruikt zijn. Tegenwoordig is de Ossenstal een dienstwoning en excursieschuur van Staatsbosbeheer.

In het park van Groeneveld bevindt zich een kelder, waar ijs uit de waterpartijen bewaard werd. Dit deed men om etenswaren en dranken te kunnen koelen.

Het later volgens de Engelse landschapsstijl gereconstrueerde park van Huis Groeneveld is een terrein waar percelen cultuurland worden omsloten door loof- en naaldhout. Verder vindt men er langgerekte bochtige waterpartijen die aan rivieren doen denken. Van de grond die bij het creëren van de waterpartijen vrijkwam werden enkele heuvels opgeworpen. Een ervan is De Wijnberg waarop men destijds druiven heeft willen telen.

Wat dichter bij Baarn ligt aan de provinciale weg naar Soest het landgoed Buitenzorg. Er staat een zeer breed gepleisterd landhuis, dat tweemaal werd vergroot. Het oudst is het door een laag zadeldak gekroond, centrale deel van het pand dat van 1840 dateert. Op het landgoed staan ook enkele dienstwoningen en een koetshuis. Bij Buitenzorg behoort een flink parkbos met bochtige paden en een slingervijver.