bijgewerkt 09-01-2022
Een bijdrage van Stichting Nationaal Landschapskundig Museum ‘Telluris’, H.A. Visscher
Voor het complete boekje met alle afbeeldingen, klik hier.
Geo-Hotspot: de oude stad Rhenen
waar de bebouwing een markante stuwwal beklom
Deze wandelgids gaat over de reliëfrijke oude stad Rhenen.
De brochure is aflevering 088 van een reeks gewijd aan gebieden waar ook de bodem en het reliëf ons duidelijk laten zien welke invloed natuurlijke processen en de mens er op de ontwikkeling hadden. Aangegeven wordt waaruit een en ander valt af te leiden.
Speciale aandacht krijgt daarbij een route waar dit goed kan worden waargenomen en we dus op Geopad kunnen gaan.
Het meest tot de verbeelding spreekt er de bijzondere ligging van de stad op de steile hellingen van een door de grote rivieren geschampt stuwwallenlandschap.
De informatie is gebaseerd op veldverkenningen en onderzoeksresultaten. In sommige gevallen zijn meerdere mogelijke verklaringen gegeven voor het ontstaan van aardkundige verschijnselen. Niet alles namelijk werd al grondig onderzocht en niet altijd zijn bepaalde mogelijke oorzaken uit te sluiten.
Voorwoord
Wie wil weten waardoor een gebied werd zoals het nu is, kan veel hebben aan hetgeen de Aarde erover vertelt. Zowel de grond onder onze voeten als het reliëf om ons heen bieden daar vaak allerlei informatie over. Daarbij tonen ze behalve effecten van natuurlijke processen ook de invloed die de mens op de ontwikkelingen uitoefende.
Om profijt te hebben van de informatiebron Aarde moeten wij haar taal wel verstaan. Bij een wandeling in de oude stad Rhenen kan deze brochure dan als een soort tolk fungeren. Ze is aflevering 088 van een reeks vergelijkbare uitgaven over gebieden waar de bodem- en reliëfkenmerken ons veel te zeggen hebben.
In elke aflevering wordt eerst iets over de ligging en aard van het betreffende gebied meegedeeld. Dan volgt een hoofdstuk over de natuurlijke processen die er plaatsvonden en de invloed die de mens op de ontwikkeling van het gebied had. Hierna wordt een wandelroute beschreven waar bodem en reliëf de geschetste ontwikkeling duidelijk laten zien. Een dergelijke route wordt wel Geopad genoemd.
De reeks brochures met beschrijvingen van zulke routes verschijnt dan ook onder het motto Op Geopad .
Om welk en wat voor gebied gaat het?
In deze wandelgids kunnen wij kennismaken met het oude stadje Rhenen. Het ligt geheel op de langste stuwwal van de Utrechtse Heuvelrug die ter plekke van het stadje tot ruim vijftig meter boven N.A.P. reikt. De stuwwal werd gevormd door een landijstong, die zo’n 150.000 jaar geleden afzettingen uit het zuidelijk deel van het Gelderse Vallei wegschoof. De bundel ribbels die aldus ontstond is later ook nog door het ijs overdekt en geëgaliseerd. De hogere delen van de stuwwal veranderden daardoor in plateaus, op een waarvan een groot deel van Rhenen in gelegen.
De stadskern ligt op de zuidelijke flank van het plateau en breidde zich later in noordelijke richtingen uit. Hierbij werd de stuwwal uiteindelijke over zijn volle breedte in beslag genomen. Het is dan ook geen wonder dat in de stad over korte afstanden hoogteverschillen van zo’n 40 meter voorkomen. Aan de zuidzijde wordt Rhenen begrensd door het laaggelegen rivierengebied, waar de Rijn slechts door een zone uiterwaarden van de stadskern is gescheiden. Veel bebouwing van de binnenstad werd in de Tweede Wereldoorlog verwoest. Daarbij werd ook de imposante gotische Cunerakerk zwaar beschadigd. Ze zou echter weer in oude luister worden hersteld.
Van de stadsmuren bleven nog enkele delen behouden. In de stad beschreven wij een vijf kilometer lange wandelroute, die ons vooral met de kleine stadskern en oudere buitenwijken kennis laat maken. De route begint en eindigt bij het spoorwegstation van Rhenen. De spoorlijn bij het station liep vroeger door naar de Betuwe. Dit doet nu de weg voor doorgaand verkeer, die het spoorwegtracé in Rhenen gezelschap kwam houden.
De natuurlijke ontwikkeling
De invloed van landijs
De oude stad Rhenen ligt op de Utrechtse Heuvelrug. Aldus noemt men het in de provincie Utrecht gelegen deel van een hooggelegen natuurrijke zone, die van de Gooise kust tot voorbij Rhenen reikt. Kenmerkend voor de zone is de aanwezigheid van een enkele kilometers breed en plaatselijk tientallen meters hoog rugsysteem, dat overwegend met bos en heide is begroeid, terwijl er ook vrij grote oppervlakten bebouwd raakten.
Evenals de hoogten van het aangrenzende Gooi dankt de Utrechtse Heuvelrug zijn ontstaan primair aan de Scandinavische landijsmassa die zich zo’n 150. 000 jaar geleden over een groot deel van ons land uitbreidde.
Vanuit het gebied waar wij nu de Gelderse of Centrale Vallei vinden schoven ze allerlei eerder door water (en wind) neergelegde afzettingen opzij. Die sedimenten kruiden dan scholsgewijs tegen andere afzettingen omhoog. Aldus ontstonden om de Centrale Vallei zogenaamde stuwwallen.
De door het ijs opgestuwde afzettingen vormen in het noordelijk deel van de Utrechtse Heuvelrug een aantal afzonderlijke kleine hoogten. Zuidelijk daarvan begint ongeveer op de lijn Den Dolder - Amersfoort een 34 kilometer lange stuwwal, die tot voorbij Rhenen reikt. Het is deze stuwwal waarop ook een deel van het wandelgebied is gelegen. In Rhenen en omgeving is de langste stuwwal van de Utrechtse Heuvelrug vrij smal; maar wel markant. Daarbij manifesteert hij zich als een banaanachtige flauwe boog, waarvan de holle zijde zich aan de kant van de Gelderse Vallei bevindt.
De ligging van deze stuwwalboog weerspiegelt de contouren van de ijslob die in het zuidelijk deel van de Gelderse Vallei doordrong. Het oppervlak van de stuwwal vertoonde aanvankelijk bundels kleinere ruggen, die min of meer in elkaars verlengde lagen en van elkaar gescheiden waren door pasachtige dwarslaagten. Het zich via de Gelderse Vallei uitbreidende landijs heeft de stuwwallen die het vormde ook tijdelijk overdekt. Hierbij werd het oppervlak ervan étagegewijs geëgaliseerd.
Oorzaak hiervan was waarschijnlijk een laagsgewijze zijdelingse expansie van de landijstongen, die des te sterker kon zijn naarmate minder tegendruk van het voordien gevormde stuwwallichaam werd ondervonden. Door de glaciale egalisatieprocessen vertoont het oppervlak van de stuwwallen terrassen en plateaus, wat kenmerkend bleek voor een belangrijk deel van onze door landijs opgeschoven ruggen. In Rhenen en omgeving herinnert aan de glaciale egalisatieprocessen een aantal plateaus, die tot 47 à 51 meter boven N. A P reiken. Daarbij hebben wij in de stad Rhenen voornamelijk van doen met een wnw-ozo georiënteerd plateau, waarvan twee culminaties ongeveer 51 meter boven N. A. P. zijn gelegen. Oostelijk daarvan eindigt de Utrechtse Heuvelrug abrupt met het iets lagere stuwwalplateau van de Laarsen-, Heimen- en Grebbeberg.
Tussen de plateaus bevinden zich nog dwarslaagten, die als passen fungeren. Onderin de pas aan de oostkant van Rhenen werd voor de aanleg van een spoorlijn een diep ravijn uitgegraven. Aan de kant van de Rijn werd de stuwwalflank bij Rhenen plaatselijk zodanig door riviererosie ondermijnd dat een klifachtige steile helling ontstond. In de omgeving van Rhenen markeren steile hellingen de stuwwal trouwens ook aan de kant van de Gelderse Vallei, waar eveneens sprake kan zijn geweest van ondermijnende erosie door een rivier(tje).
De invloed van smeltwater
Behalve het afzettingen opstuwend landijs hebben smeltwater en de wind een rol gespeeld bij de vormgeving van de Utrechtse Heuvelrug. Smeltwater deed dit uiteraard bij de verdwijning van het ijs maar ook, in de 10.000 jaar geleden geëindigde, als Weichselien bekende laatste koude tijd van het geologisch verleden, toen Scandinavisch landijs ons juist niet meer bereikte, maar soms wel dikke pakketten (verijzende) sneeuw werden gevormd.
Het ijssmeltwater vergrootte de (dwars)laagten van het stuwwalreliëf tot valleien, terwijl het vooral in de laatste ijstijd actieve sneeuwsmeltwater een belangrijke rol speelde bij de (verdere) vorming van kleinere dalen. De vallei- en dalvorming was in de over het algemeen doorlatende ondergrond slechts goed mogelijk wanneer begroeiing (vrijwel) ontbrak en bodemijs water belette snel diep weg te zakken. Onder de huidige omstandigheden is alleen op van begroeiing ontdane steile hellingen sprake van watererosie.
Evenals een aantal andere natuurlijke passen van de Utrechtse Heuvelrug waren die in en bij het wandelgebied dwarslaagten van de stuwwal, die door ijssmeltwater zodanig werden uitgediept dat ze meer op een dal gingen lijken. In en bij Rhenen vormde het smeltwater slechts enkele (vrij) korte dalletjes. Het meest markant is nog het enigszins bochtige dalletje dat het natuurrijke oude cultuurlandschap aan de westkant van de stad doorsnijdt.
Het loopt in ongeveer zuidzuidwestelijke richting naar de Rijnuiterwaarden. In enkele droge fasen van de laatste ijstijd heeft de wind plaatselijk (fijn) zand over de stuwwallen en smeltwaterafzettingen van de Utrechtse Heuvelrug uitgespreid. In het gebied van de huidige stad Rhenen was dit echter niet of nauwelijks het geval.
De invloed van de mens
Het vroegere grondgebruik
De naaste omgeving van de stad Rhenen werd grotendeels al eeuwen geleden tot cultuurland ontgonnen. Op de stuwwal verraden de gebiedsdelen waar dit het geval was zich door eng- of ingnamen, die ook aan het vroegere gemeenschappelijk gebruik van de gronden herinneren.
Noordwestelijk van Rhenen lag de Lijster Ing en ten noorden ervan de Bruinen Ing. Elders eindigt de naam van enkele markante hoogten ook als ze deels reeds vroeg ontgonnen werden met het toponiem berg of heuvel. Zo liggen tussen de Lijster- en Bruinen Ing de Vijverberg en Koerheuvel.
De naaste omgeving van Rhenen is niet altijd en overal in gebruik geweest als agrarisch cultuurland. Met name enkele zeer steile hellingen bleef ontginning bespaard. Vooral wanneer geen sprake (meer) was van gemeenschappelijk grondgebruik werden bepaalde percelen soms een tijdlang benut voor de eikenhakhoutcultuur of gemarkeerd door brede houtsingels. Andere percelen zijn een tijdlang slechts extensief begraasd. Er bleef dan heidebegroeiing mogelijk. Door de geschetste differentiatie van het grondgebruik wisselde landbouwgrond af met houtsingels, bosjes en terreinen met heide- en grasvegetaties.
Onmiddellijk ten westen van de stadskern was een omgracht rechthoekig terrein in de Palmerswaard een tijdlang een tuin, die behoorde bij het zomerpaleis van een koning in ballingschap. Deze koning was Frederik van de Palts, die in 1618 Koning van Bohemen werd, maar enkele maanden later zou worden verdreven. Het zomerpaleis werd in 1629 bij de westrand van de stadskern gebouwd en in 1812 afgebroken. Aan de koning herinnert nog de naam van de verbrede straat die de stadskern in tweeën deelt.
Oude verbindingen
Over het cultuurland liepen enkele interlokale zandwegen. Aan de noordkant waren dat de Oude en Nieuwe Veenendaalseweg. Eerstgenoemde manifesteert zich over enkele honderden meters afstand als een smalle geul met dichtbegroeide steile flanken. Dergelijke holle wegen zijn soms door een natuurlijke geul aangelegd, terwijl andere werden ingegraven of door erosie dieper kwamen te liggen. Holle wegen vinden we vooral in gebieden met steile hellingen. In Nederland zijn ze buiten Zuid Limburg dan ook zeldzaam.
Bijna een kilometer benoorden de kern van Rhenen verenigen de Oude en Nieuwe Veenendaalseweg zich tot een verbinding, die bekend zou worden als de Oude Veense Grindweg. Buiten Rhenen loopt deze weg over grote lengte vrijwel onderlangs de steile noordoostelijke flanken van de stuwwal. Daarbij wordt hij op enkele honderden meters afstand gesecondeerd door de eeuwenoude Cuneraweg. Deze verbinding scheidt de glooiingen onderaan de Utrechtse Heuvelrug van het vlakkere land in de Gelderse Vallei. Tegen het eind van de vorige eeuw is de weg uitgebouwd tot een belangrijke verkeersverbinding. Als zodanig werd hij onderdeel van de provinciale weg N 233. Noordoostelijk van Rhenen loopt al eeuwenlang een weg naar het aan de rand van de Gelderse Vallei gelegen dorpje Achterberg. Deze interlokale verbinding werd vroeger Noordweg genoemd.
De thans gangbare naam van de oude verbinding is Achterbergse Straatweg.
De oude stad Rhenen
Voor zover bekend is de nederzetting Rhenen in 855 voor het eerst vermeld. De plaats werd toen aangeduid als Villa Rheni, wat landgoed van de Rijn betekent. In 944 had Rhenen reeds haar huidige naam, wat blijkt uit het onderschrift van een oorkonde uit dat jaar. De Villa Rheni was een curtis van de Duitse vorsten en werd door hen als pleisterplaats gebruikt. Aangenomen wordt dat de curtis in het gebied tussen de huidige Molen-, Bontekoe-, Wever- en Koningsstraat lag. Middenin de curtis bouwde men een pomp, die later op de hoek van de Munt- en Herenstraat zou komen te staan.
De huidige Weverstraat is waarschijnlijk een deel van de destijds als Via Regia bekende weg waarover de Duitse vorsten reisden. Aan de westkant van Rhenen boog die weg om naar het noorden, maar ging hij vanaf een kruispunt weer westwaarts. Van Rhenen liep er ook een weg naar een in Achterberg gelegen kasteel De Horst. Deze verbinding werd de Horstenweg genoemd. De tegenwoordige Molenstraat is er een deel van.
Omstreeks 1200 verlegde de Rijn zijn loop naar Rhenen en kwam de nederzetting dus aan deze rivier te liggen. Rhenen werd toen een aanleg- en handelsplaats. Tussen 1230 en 1258 moet Rhenen het recht zijn verleend om zich stad te noemen. De stad werd echter pas in 1346 voorzien van een omwalling, die er op initiatief van de Utrechtse bisschop Jan van Arkel zou komen. Langs de buitenzijde van de stadsmuur liep een gracht, waarvan het noordelijk gedeelte echter vrijwel overal droog lag.
In de ommuring bevonden zich drie poorten: De Berg- of Oostpoort in het oosten, Utrechtse- of Westpoort aan de andere kant en Rijnpoort bij de rivier. De Berg- en Utrechtse Poort waren verreweg het grootst. Beide bestonden uit een door twee torens geflankeerd hoofdgebouw en voorpoort, die door een muur met elkaar waren verbonden. Behalve van drie poorten was de stadsmuur van een aantal torens voorzien.
Evenals in veel andere plaatsen vestigde zich te Rhenen de Commanderij van de Duitse Orde, die ten tijde van de Kruistochten door de zogenaamde Johannieter Ridders was gesticht. Op het terrein van de orde werd later ook het Agnietenconvent gevestigd. In 1527 moest Rhenen trouw beloven aan Karel V en raakte de bisschop van Utrecht er zijn wereldlijke macht kwijt. De stadsrechten van Rhenen werden nu uitgebreid.
Sinds de tweede helft van de 17de eeuw was de tabaksteelt een van de voornaamste bestaansbronnen in de omgeving van de stad. In 1670 vereeuwigde de beroemde schilder Rembrandt zowel de Oost- als de Westpoort. Dit was maar goed ook! Twee jaar later zouden de Fransen namelijk de bovenbouw van de Oostpoort verwoesten en de Westpoort opblazen. De laatste is daarna nog vervangen door een eenvoudiger, kleinere poort die evenals de tot dan toe gespaard gebleven Rijnpoort in de 19de eeuw werd gesloopt.
Rhenen is eeuwenlang maar weinig gegroeid, waardoor het in 1815 nog geen 2200 inwoners had. Sindsdien was wel sprake van een flinke groei.
In 1885 kwam Rhenen aan de spoorlijn Amersfoort-Kesteren te liggen en in 1887 aan de tramlijn Utrecht - Arnhem. Beide railverbindingen zijn later echter weer opgeheven. Het stadje Rhenen profiteerde in 1932 van de opening van het bekende Ouwehands Dierenpark op de Grebbeberg.
Zowel aan het begin als tegen het einde van de Tweede Wereldoorlog werd Rhenen getroffen door verwoestingen, waardoor de oudere bebouwing van de plaats grotendeels verdween. De herbouw gebeurde voornamelijk volgens de neotraditionele stijlopvattingen van de Delftse School. Na de tweede Wereldoorlog zou de spoorbrug over de Rijn worden vervangen door een gewone verkeersbrug.
Sinds 1984 profiteert Rhenen gelukkig andermaal van een treinverbinding. Het gedeelte Overberg-Veenendaal-Rhenen van de voormalige spoorlijn Amersfoort-Kesteren werd toen verbonden met de spoorlijn Utrecht-Arnhem en weer voor het reizigersverkeer opengesteld.
Enkele grote groeven en steenfabrieken verrieden tot voor kort dat de vervaardiging van bouwmaterialen de afgelopen decennia voor de plaats van betekenis was. De woonbebouwing van Rhenen is na de Tweede Wereldoorlog sterk uitgebreid. Daarbij groeide de stad eerst vooral in noordelijke richting. Na verloop van tijd zouden daarbij zelfs de kruinen en steile noordoostflanken van de stuwwalplateaus worden bezet. Dit betekent dat Rhenen het vrij smalle stuwwalgedeelte waar het tegenop kroop over vrijwel de volle breedte overwoekerde.
Dit betekende uiteraard het einde van het natuurrijke oude cultuurlandschap van de Bruine Eng en Koerheuvel. Vanwege de uitbreiding van de bebouwing is veel hellend terrein geterrasseerd. Enkele oude houtsingels werden echter als openbare groenschermen nog toekomstperspectief geboden.
Bovendien bleven in de naoorlogse wijken nog delen van enkele oude wegverbindingen behouden. We denken dan in het bijzonder aan de Oude en Nieuwe Veenendaalseweg, Domineesbergweg, Achterbergsestraatweg en Bruine Engseweg. Ook een stukje van de Valleiweg volgt trouwens het tracee van een oudere verbinding. In het meer recente verleden breidde Rhenen zich vooral naar het noordwesten uit. Dat gebeurde daar in het natuurrijke oude cultuurlandschap van de Vijverberg en omgeving.
Dit landschap bleef bebouwing echter ten dele bespaard. Daarbij behield een markant smeltwaterdal nog zijn natuurrijke ambiance, wat toeristisch recreatief van grote betekenis is. Enkele vrij recente realisaties van woonbuurten aan de oostkant van de stad waren inbreidingen, omdat ze op voormalige bedrijfsterreinen plaatsvonden. Omstreeks het begin van deze eeuw begon Rhenen aan een bescheiden westelijke uitbreiding van het dorpje Achterberg. Die uitbreiding wordt op de overgang naar de Gelderse Vallei gerealiseerd. De laatste jaren telde de gemeente Rhenen ongeveer 17.000 inwoners. Daarbij neemt de bebouwing van de stedelijke hoofdkern thans een oppervlakte van bijna drie vierkante kilometer in beslag.
En nu op Geopad
De geophyle bezoekers van Rhenen adviseren wij de hierna beschreven route te bewandelen. Voor degenen die per trein naar de stad willen reizen laten wij die route bij het NS-station beginnen en eindigen. Om alle boeiende situaties tijdens een en dezelfde wandeling te kunnen zien zal een nogal grillig traject moeten worden gelopen.
Route 4,8 km. Voor de GPS RouteYou versie, klik hier.
Samenvatting
Rhenen ontstond onderaan de zuidflank van de langste stuwwal, die Scandinavisch landijs ruim 100.000 jaar geleden op het grondgebied van de provincie Utrecht achterliet. Deze stuwwal manifesteert zich in Rhenen en omgeving als een boogvormige rug die de Gelderse Vallei aan de zuidwestzijde markeert.
De rug is later nog door het landijs overdekt. Daarbij werd de stuwwal op plekken waar het zich uitbreidende landijs slechts weinig tegendruk ondervond min of meer geëgaliseerd. De hogere delen van de stuwwal manifesteren zich daardoor nu als een reeks plateaus die in Rhenen tot ruim 50 meter boven N.A.P. reiken.
Smeltwater van het ijs vergrootte de passen tussen de plateaus tot valleiachtige laagten. In de nu 10.000 jaar achter ons liggende laatste ijstijd heeft vooral sneeuwsmeltwater nog een geomorfologische rol van betekenis gespeeld. Hieraan herinnert onder meer het markante dalletje dat even ten westen van de stad Rijnwaarts loopt.
In de omgeving van Rhenen werd de langste Utrechtse stuwwal na zijn ontstaan gaandeweg gedeeltelijk door de grote rivieren opgeruimd. Bij het huidige Rhenen is hij toen alleen wat versmald.
Rhenen werd in 855 voor het eerst vermeld als Villa Rheni. De Weverstraat was onderdeel van een oude langeafstand verbinding en de Molenstraat het begin van een weg naar het kasteel De Horst, dat bij Achterberg lag.
De naaste omgeving van de stad Rhenen zou grotendeels al eeuwen geleden worden ontgonnen tot agrarisch cultuurland waar lange tijd sprake was van gemeenschappelijk grondgebruik. De stad werd in 1346 voorzien van een omwalling, waarvan voornamelijk het zuidoostelijk gedeelte behouden bleef.
In de 20ste-eeuwse buitenwijken zijn de Oude en Nieuwe Veenendaalseweg, Domineesbergweg, Achterbergsestraatweg, Bruine Engseweg en een stukje van de Valleiweg restanten van oude (interlocale) verbindingen. Zowel aan het begin als tegen het einde van de Tweede Wereldoorlog werd Rhenen getroffen door verwoestingen, waardoor de bebouwing van de stadskern grotendeels verdween. De herbouw vond voornamelijk plaats volgens de neotraditionele stijlopvattingen van de Delftse School. In de tweede helft van de 20ste eeuw breidde Rhenen zich zo ver naar het noorden uit dat het er de stuwwal over de volle breedte in beslag ging nemen. De beschreven wandelroute loopt zowel door het oudere deel van de noordelijke buitenwijken als de kleine Middeleeuwse stadskern.