bijgewerkt 28-12-2021
Een bijdrage van Stichting Nationaal Landschapskundig Museum ‘Telluris’, H.A. Visscher
Voor het complete boekje met alle afbeeldingen, klik hier.
Geo-Hotspot: het Staatsbos de Hoogstraat bij Leersum
waar de langste stuwwal van de Utrechtse Heuvelrug niet zo hoog maar wel markant is
Deze brochure over het hooggelegen staatsbos De Hoogstraat bij het Utrechtse dorp Leersum is aflevering 070 van een reeks gewijd aan gebieden waar ook de bodem en het reliëf ons duidelijk laten zien welke invloed natuurlijke processen en de mens er op de ontwikkelingen hadden.
Aangegeven wordt waaruit een en ander valt af te leiden. Speciale aandacht krijgt daarbij een route waar dit goed kan worden waargenomen en wij dus op geopad kunnen gaan.
Het meest tot de verbeelding spreken er enkele markante valleien en kommenreeksen, verscheidene vrij grote grafheuvels en sommige oude lanen.
De informatie is gebaseerd op veldverkenningen en onderzoeksresultaten. In sommige gevallen zijn meerdere mogelijke verklaringen gegeven voor het ontstaan van aardkundige verschijnselen. Niet alles namelijk werd al grondig onderzocht en niet altijd zijn bepaalde mogelijke oorzaken uit te sluiten.
Voorwoord
Wie wil weten waardoor een gebied werd zoals het nu is, kan veel hebben aan hetgeen de Aarde erover vertelt. Zowel de grond onder onze voeten als het reliëf om ons heen bieden daar vaak allerlei informatie over. Daarbij tonen ze behalve effecten van natuurlijke processen ook de invloed die de mens op de ontwikkelingen uitoefende.
Om profijt te hebben van de informatiebron Aarde moeten wij haar taal wel verstaan. Bij een wandeling naar het Staatsbos de Hoogstraat kan deze brochure dan als een soort tolk fungeren. Ze is aflevering 070 van een reeks vergelijkbare uitgaven over gebieden waar de bodem- en reliëfkenmerken ons veel te zeggen hebben.
In elke aflevering wordt eerst iets over de ligging en aard van het betreffende gebied meegedeeld. Dan volgt een hoofdstuk over de natuurlijke processen die er plaatsvonden en de invloed die de mens op de ontwikkeling van het gebied had. Hierna wordt een wandelroute beschreven waar bodem en reliëf de geschetste ontwikkeling duidelijk laten zien. Een dergelijke route wordt wel ‘Geopad’ genoemd.
De reeks brochures met beschrijvingen van zulke routes verschijnt dan ook onder het motto ‘Op Geopad’.
Om welk en wat voor gebied gaat het?
De bossen van De Hoogstraat liggen ongeveer twee kilometer ten noordwesten van Leersum op een deel van de natuurrijke Utrechtse Heuvelrug waar de ondergrond voornamelijk bestaat uit door landijs opgestuwde afzettingen. In het overwegend plateauachtige oppervlak van die afzettingen werden door smeltwater enkele dalletjes gevormd. Met name markante bolle stuwwaloppervlakken worden her en der verlevendigd door (evenwijdige reeksen) natuurlijk ogende komachtige kuilen. Voornamelijk op het westelijk deel van het terrein komen markante grafheuvels voor.
Particuliere grootgrondbezitters zorgden voor de aanleg van zowel rechte als flauwbochtige wegen, laanbeplantingen en bebossingen. Op het stuwwalplateau van De Hoogstraat staat een vroeg 20ste-eeuws landhuis dat later vanwege de stichting van een revalidatiecentrum gezelschap kreeg van een vrij groot gebouw. De belangrijkste huidige eigenaar van het gebied is Staatsbosbeheer.
Langs de zuidwestzijde van het gebied loopt de oude Rijksstraatweg (N 225). Bij de kruising van deze weg met de Hoogstraat is een parkeerplaats aangelegd van waaruit enkele gemarkeerde wandelroutes kunnen worden gelopen. Langs de westrand van het beschreven gebied werd een strook van enkele honderden meters verblijfsrecreatieterrein.
De natuurlijke ontwikkeling
De invloed van zich uitbreidend landijs
De noordwestelijke omgeving van Leersum ligt op de Utrechtse Heuvelrug. Aldus noemt men het in de provincie Utrecht gelegen deel van een hooggelegen natuurrijke zone die van het Gooi tot voorbij Rhenen reikt. Kenmerkend voor de zone is de aanwezigheid van een enkele kilometers breed en plaatselijk tientallen meters hoog rugsysteem dat overwegend met bos en heide is begroeid terwijl er ook vrij grote oppervlakten bebouwd raakten.
Evenals de hoogten van het aangrenzende Gooi dankt de Utrechtse Heuvelrug zijn ontstaan primair aan de Scandinavische landijsmassa's die zich zo'n 150.000 jaar geleden over een groot deel van ons land uitbreidden. Vanuit het gebied waar wij nu de Gelderse of Centrale Vallei vinden schoven ze allerlei eerder door water (en wind) neergelegde afzettingen opzij. Die sedimenten kruiden dan scholsgewijs tegen andere afzettingen omhoog. Aldus ontstonden om de Centrale Vallei zogenaamde stuwwallen. De door het ijs opgestuwde afzettingen vormen in het noordelijk deel van de Utrechtse Heuvelrug een aantal afzonderlijke kleine hoogten.
Zuidelijk daarvan begint ongeveer op de lijn Den Dolder - Amersfoort een 34 kilometer lange stuwwal die tot voorbij Rhenen reikt en daar later door de grote rivieren werd ondergraven. Het is deze stuwwal waarop ook een deel van het wandelgebied is gelegen. Leersum ligt ongeveer halverwege de lange stuwwal waarom wij de glaciale rug naar deze plaats hebben genoemd. Men zou hem echter ook de stuwwal Amersfoort - Rhenen kunnen noemen.
Van de vrij lange stuwwal doen de contouren benoorden Maarn aan een paddenstoel of letter T denken. Daarbij is "de steel" noord-zuid georiënteerd. Westelijk van Maarn buigt de stuwwal om in de richting van Rhenen. Dit betekent dat hij dan een ongeveer oostzuidoostelijke koers gaat varen. Er is daarbij wel sprake van kleine fluctuaties van de oriëntatie. Het oppervlak van de stuwwal vertoonde aanvankelijk bundels kleinere ruggen die min of meer in elkaars verlengde lagen en van elkaar gescheiden waren door pasachtige dwarslaagten.
Het zich via de Gelderse Vallei uitbreidende landijs heeft de stuwwallen niet alleen gevormd maar ook tijdelijk overdekt. Hierbij werd het oppervlak ervan étagegewijs geëgaliseerd. Oorzaak hiervan was waarschijnlijk een laagsgewijze zijdelingse expansie van de landijstongen die des te sterker kon zijn naarmate minder tegendruk van het voordien gevormde stuwwallichaam werd ondervonden. Door de glaciale egalisatieprocessen vertoont het oppervlak van de stuwwallen terrassen en plateaus wat kenmerkend bleek voor een belangrijk deel van onze glaciale ruggen.
Het niveau tot waar de veelal plateauachtige culminaties van de stuwwal reiken varieert van 23 tot 69 meter boven N.A.P. Ongeveer een kilometer ten noordwesten van het wandelgebied is het Plateau van de Ruiterberg een van de hogere culminaties die tot bijna 56 meter boven N.A.P. reikt. Vanuit deze culminatie daalt het niveau van de stuwwalkruinen zowel oostzuidoost- als westnoordwestwaarts. De daling in oostzuidoostelijke richting blijkt uit het gegeven dat de welvingen van en bij het landgoed de Diepwel nog maar tot zo'n 45 meter boven N.A.P. reiken terwijl het plateau van het wandelgebied zelfs niet meer dan 38 meter te bieden heeft.
Ten noorden van dit "Hoogstraatplateau" vertoont de stuwwal overigens een uitstulping met een even hoge, vrijwel ronde heuvel. Deze is van het plateau gescheiden door een brede oostwaarts lopende vallei. Aan de Leersumse kant van de beide 38 meter hoge stuwwalgedeelten reikt de Darthuizerberg weer tot bijna 47 meter N.A.P. Hierna volgt een sterk door smeltwater verbrede en verdiepte pas die bekend werd als de Darthuizerpoort. In het noordwesten van het bosrijke wandelgebied wordt de stuwwal geleed door een pas.
Evenals diverse andere stuwwallen van Centraal en Oost Nederland bestaan die van de Utrechtse Heuvelrug hoofdzakelijk uit grof grindhoudend zand terwijl locaal ook kleilagen voorkomen. Het waren vooral rivierafzettingen die werden gestuwd. De gestuwde afzettingen van de Utrechtse heuvelrug behoren tot de in geologische kringen onderscheiden Formaties van Kedichem, Sterksel en Urk. Van de genoemde formaties is die van Kedichem het oudst en reeds honderdduizenden jaren geleden gevormd. In deze formatie domineren fijnzandige lagen en kleipakketten.
De wat jongere Formatie van Sterksel is over het geheel genomen grofzandig en grindhoudend soms zelfs zeer grindrijk. Klei komt er slechts zeer plaatselijk in voor. De Formatie van Urk ontstond na die van Sterksel. Ook deze afzetting is overwegend grofzandig maar iets armer aan grind terwijl er meer fijnzandige klei- en veenlagen in voorkomen. De grove zanden van de formatie zijn meestal nogal bont van kleur. Terwijl de rivierafzettingen van de Formaties van Kedichem en Sterksel zowel door de Maas als de Rijn kunnen zijn afgezet werden die van de Urkse formatie alleen door laatstgenoemde rivier gevormd.
De invloed van smeltwater
Behalve het afzettingen opstuwend landijs hebben ook smeltwater en de wind een rol gespeeld bij de vormgeving van de Utrechtse Heuvelrug. Smeltwater deed dit zowel bij de verdwijning van het ijs als in de 10.000 jaar geleden geëindigde laatste koude tijd van het geologisch verleden toen Scandinavisch landijs ons juist niet meer bereikte maar wel geregeld dikke pakketten (verijzende) sneeuw werden gevormd.
Het ijssmeltwater vergrootte de laagten in de stuwwallen tot valleien terwijl het vooral in de laatste ijstijd actieve sneeuwsmeltwater een belangrijke rol speelde bij de vorming van kleinere dalen. De vallei- en dalvorming was in de over het algemeen doorlatende ondergrond slechts goed mogelijk wanneer begroeiing (vrijwel) ontbrak en bodemijs water belette snel diep weg te zakken. Onder de huidige omstandigheden is alleen op van begroeiing ontdane steile hellingen sprake van watererosie.
In het wandelgebied hebben we van doen met twee in zuidwestelijke richtingen lopende vallei- en dalsystemen. Het grootste bevindt zich bij de westrand van de Hoogstraat terwijl het andere in de zuidoosthoek van het gebied werd gevormd. Van het grootste systeem bestaat het bovenste deel uit twee convergerende takken waarvan er een bij de stuwwalpas begint. Het smeltwater spreidde het overwegend grofzandige en grindrijke materiaal dat het meenam onderlangs de stuwwallen over de ondergrond uit. Aldus ontstonden waaiers afzettingen. Voor zover deze door ijssmeltwater werden gedeponeerd worden ze sandur genoemd. Liever een Nederlandse term gebruikende geïnteresseerden duiden deze soort geofenomenen echter ook wel aan als (ijs)smeltwaterwaaiers. t
Op stuwwallen als die van de Utrechtse Heuvelrug komt ook allerlei natuurlijk ogend microreliëf voor dat zijn ontstaan te danken zou kunnen hebben aan smeltwater. Het meest tot de verbeelding spreken daarbij de (reeksen) kommetjes die sommige markante bolle hellinggedeelten verlevendigen. Dergelijke reeksen liggen nogal eens onderin kleine, trogachtige laagten. Om de kommetjes vinden we vaak lage walletjes met veel fijn grind.
Gezien de ligging van de geschetste geofenomenen op bolle stuwwaloppervlakken is het niet vreemd te veronderstellen dat hun ontstaan verband hield met de rek die het ijs er ondervond. Dit wordt begrijpelijk als wij ons realiseren dat die rek leidde tot het ontstaan van spleten en deze zich bij het afsmelten van het ijs verwijdden tot kloven. Smeltwater dat in de kloven stortte kan dan immers de ondergrond hebben uitgekolkt.
Tussen Doorn, Maarn en Leersum worden kommenreeksen met name bovenaan de (zuid)zuidwestelijke en (noord)noordoostelijke stuwwalflanken aangetroffen. Speciale vermelding verdienen enkele evenwijdige reeksen kommetjes die de pas bij het Plateau van de Hoogstraat verlevendigen. De reeksen veranderen op de as van de pas namelijk ongeveer 90 graden van richting terwijl ze deels door markante dijkachtige walletjes worden geflankeerd. Beneden de bolle hellinggedeelten met kleine troggen en kommen worden soms (bundels) geultjes aangetroffen. Ook sommige van deze kleine geofenomenen zouden hun ontstaan te danken kunnen hebben aan smeltwater dat echter niet van het landijs afkomstig behoeft te zijn geweest.
De invloed van de wind
Behalve smeltwater heeft in het Weichselien ook de wind de geomorfologische gesteldheid van het stuwwallenlandschap nogal beïnvloed. Dit kon het geval zijn wanneer de bodem kaal, droog, grindarm en niet door ijs aaneengekit of met sneeuw bedekt was. De wind voerde een deel van het zandige materiaal dat hij aanvoerde met sneeuw mee.
Evenals het ijssmeltwater spreidde de wind het door hem meegenomen overwegend zandige materiaal plaatselijk over grote aaneengesloten oppervlakten als een mantel over oudere afzettingen uit waarna smeltwater het soms nog weer verspoelde. Aldus ontstonden de zogenaamde (verspoelde) dekzanden. Met name wanneer hun genese onder drogere condities plaatsvond manifesteren zij zich echter ook als kleine duinachtige heuvels en ruggen.
In het wandelgebied werden er slechts enkele gevormd. Het zal duidelijk zijn dat in de windvormingen nauwelijks grof grind voorkomt. Na de laatste ijstijd raakte het gebied begroeid met bos dat later vooral op de gestuwde afzettingen voornamelijk uit een associatie van eiken en beuken zou bestaan terwijl een wat lichter (zomer)eikenberkenbos kenmerkend werd voor de weinige plekken met voedselarme windzanden.
De invloed van de mens
De invloed van boerengemeenschappen
In en bij het gebied van de Utrechtse Heuvelrug is de mens al lang geleden actief geweest. Hiervan getuigen tienduizenden ja zelfs enkele honderdduizenden jaren oude (vuur)stenen werktuigen die te Leersum en in de groeven bij Veenendaal en Rhenen werden gevonden. En verder onder meer talrijke grafheuvels die over vrijwel de gehele lengte van de heuvelrug worden aangetroffen en ook bij Leersum voorkomen.
Het wandelgebied is er rijkelijk mee bedeeld. In het westelijk deel ervan liggen er zelfs tien bij elkaar. Evenals andere gebieden met droge zandgronden werd de Utrechtse Heuvelrug sinds de bronstijd gaandeweg vrijwel geheel ontbost en vele eeuwen overwegend als (gemeenschappelijke) graasgrond gebruikt. Steppe- en heidevegetaties gingen nu domineren. De aanvankelijk zo veel mogelijk zelf in hun eerste levensbehoeften voorzienende boerenhuishoudens hadden vroeger overigens primair belangstelling voor gebieden waar zowel akkerbouw als veeteelt kon worden bedreven en bovendien hooioogsten mogelijk waren.
In verband hiermee vestigden de boeren zich in pre- en vroeghistorische tijd bij voorkeur in gebieden waar als grasland te gebruiken vochtige gronden dichtbij voor de akkerbouw geschikt, wat droger land lagen. Zulke situaties werden bijvoorbeeld onderlangs de Utrechtse Heuvelrug aangetroffen. Ook ter plekke van het huidige Darthuizen zijn daarom al vele eeuwen geleden gronden ontgonnen.
Zoals gebruikelijk zouden de boerderijen daarbij tussen het akkerland en de belangrijkste weidegronden worden gesitueerd. Vanwege het afwisselen van dekzandruggen en -heuvels met laagten lagen de voor akkerbouw geschikte gronden in het gebied van Darthuizen nogal verspreid. In verband hiermee kwamen ook de boerderijen er nogal verspreid te staan. Onduidelijk bleef wanneer in het gebied van Darthuizen al sprake was permanente landbouw. De oudste bekende vermelding van de nederzetting dateert van 1253 toen ze in een oorkonde van de Utrechtse bisschop werd vermeld als Derthesen wat waarschijnlijk verwijst naar een ligging in stakerig kreupelhout of weelderig bos.
De droogste en/of reliëfrijkste gronden bleef ontginning (lang) bespaard. Wel zouden ze eeuwenlang gemeenschappelijk door de boeren worden gebruikt om er hout vandaan te halen, schapen of ander (klein)vee te laten grazen en plaggen te steken. Daarbij werden de plaggen na met stalmest te zijn vermengd gebruikt om de vruchtbaarheid van tot akkerland ontgonnen gronden op peil te houden. Vooral op de voedselarme dekzanden was dit geregeld nodig. Door de verdwijning van de natuurlijke loofbossen gingen steppe- en heidevegetaties domineren. Met name onder de heide leidde dit tot een sterkere uitloging van de windzanden.
De invloed van grootgrondbezitters
Sinds de Vroege of Volle Middeleeuwen zouden kerkelijke of adellijke en na verloop van tijd ook welstandige "burgerlijke" grootgrondbezitters veel invloed op de landschapsontwikkeling uitoefenen. Aan de westkant van Leersum hebben later vooral eigenaren van het oude landgoed Broekhuizen hun stempel gedrukt op de landschapshistorie. Op dit in oorsprong Middeleeuwse en vroeger veel uitgestrektere landgoed stond bij de buurtschap Darthuizen een kasteel in de omgeving waarvan omstreeks 1628 een landhuis werd gebouwd.
De welgestelde Mr. Cornelis Jan. van Nellesteyn zou dat huis in 1794 plaats laten maken voor een groter dat hij in 1810 nog aanzienlijk liet uitbreiden. Een uitspringende classicistische middenpartij met vier zuilen vormt een opvallend onderdeel van het grote huis. Bij het huis werd eveneens in classicistische stijl een orangerie opgetrokken.
Noordelijk van Broekhuizen liggen de terreinen van het voormalige landgoed De Hoogstraat.
De oudste bekende vermelding van de naam Hoogstraat dateert van 1772. Hiermee werd toen een hofstede bedoeld die aan de zuidkant van de Rijksstraatweg bij de Darthuizerweg lag. Op de gronden van deze hofstede stond toen vrijwel ter plekke van het huidige Huis Darthuizen de boerderij De Bonen. In 1808 werd het landgoed De Hoogstraat gekocht door de toenmalige eigenaar van het oude landgoed Broekhuizen C.J. van Nellesteyn die er zijn uitgestrekte bezit mee uitbreidde.
Bij de plek waar de hofstede de Hoogstraat stond is daarna een gelijknamig classicistisch landhuis neergezet. Ongeveer terzelfder tijd en in dezelfde trant liet C.J. van Nellesteyn dichter bij Leersum het huis Nieuw Broekhuizen bouwen omdat zijn zoon dan in de imposante villa van het landgoed kon gaan wonen. Het huis Nieuw Broekhuizen is later omgedoopt in Dartheide.
Het huis De Hoogstraat was aanvankelijk een vakantiewoning voor welgestelde huurders. In 1835 werden het huis en zijn naaste omgeving op een publieke veiling gekocht door J. van Hall die later ook gronden benoorden de Rijksstraatweg verwierf. Aldus ontstond een nieuw landgoed De Hoogstraat. Dit werd in 1850 doorverkocht aan mevrouw Th. J.J. Voet - van Effen uit Amersfoort. Zo'n twaalf jaar later zou het landgoed opnieuw in andere handen komen. Eigenaar werd toen mr. A.G.C. Alsche. Nadat deze in 1877 was overleden werden de delen ter weerszijden van de Rijksstraatweg afzonderlijk verkocht.
Het gedeelte bezuiden de Rijksstraatweg werd toen eigendom van mr. J.G. Patijn. Deze liet het Huis De Hoogstraat later slopen waarna de plek waar het had gestaan zou worden bebost. Het noordelijk van de Rijksstraatweg gelegen deel van het landgoed De Hoogstraat werd overgedaan aan een zekere Blokhuis wiens dochter in 1914 een deel van het terrein verkocht aan de papierfabrikant P. Smidt van Gelder. Deze liet op het door hem verworven deel van het landgoed vervolgens een nieuw huis De Hoogstraat en poortgebouw met woning en garage neerzetten. Het landhuis werd verfraaid met portico's en grote erkerpartijen.
Smidt van Gelder breidde zijn bezit De Hoogstraat al spoedig over de omgeving uit. Vervolgens verkocht hij het in 1920 aan dr. H. Colijn die het huis aan de achterzijde met een aanbouw liet vergroten. Toen deze in 1924 minister werd bracht hij de buitenplaats onder in een stichting. Twee jaar later is het buiten echter overgedaan aan de Amsterdamse firma Mendelsohn en Co die het als vakantieverblijf voor zijn gasten ging gebruiken.
In 1943 werd de Hoogstraat gevorderd door de Duitse bezetter om het als herstellingsoord te gebruiken. Na de oorlog zou De Hoogstraat als vijandig bezit worden geconfisqueerd door de Staat. De exploitatie van de houtopstanden werd toen opgedragen aan Staatsbosbeheer. In 1945 zijn het huis en naaste omgeving in erfpacht uitgegeven aan een revalidatiecentrum. Bij het huis kwam toen veel nieuwe bebouwing te staan. In de negentiger jaren van de vorige eeuw verhuisde het revalidatiecentrum naar Utrecht.
Omstreeks 1830 was het ter weerszijden van de Rijksstraatweg gelegen zuidelijk deel van De Hoogstraat al grotendeels herbebost. Later in de 19de eeuw werd de bebossing sterk noordoostwaarts uitgebreid tot aan de kaarsrechte grens met de voormalige gemeente Maarn. Achterlangs die grens bleef een brede strook op de noordoostelijke stuwwalflank nog lang heide.
Zuidoostelijk van De Hoogstraat was het landgoed Darthuizerberg een deel van Broekhuizen waar in opdracht van C.J. van Nellesteyn al vroeg in de 19de eeuw heide werd bebost maar enkele tientallen hectaren onderaan de zuidoostflank van de gelijknamige heuvel toen agrarisch cultuurland waren. Omstreeks 1815 liet van Nellesteyn bij zijn jonge beplantingen een chaletachtige uitspanning bouwen die bekend zou worden als Het Zwitserse Huis. De uitspanning was een bekende trekpleister. In 1873 werd ze met de er omheen gelegen gronden verkocht aan kastelein George P. Gerth en Darthuizerberg een afzonderlijk landgoed. Dertig jaar later zou dit Darthuizen worden overgenomen door de Haagse bankier D.F. Scheurleer die de uitspanning liet slopen.
Er voor in de plaats kwam een monumentaal landhuis dat in neorenaissancestijl werd opgetrokken en de naam van het landgoed kreeg. Ongeveer tezelfdertijd is een vermoedelijk 18de-eeuwse classicistische theekoepel uit de omgeving van Den Haag naar een plek ten oosten van het huis overgebracht. Zowel het huis Darthuizerberg als de koepel werden bovenaan een vrij steile stuwwalflank gesitueerd.
In 1927 kwam het gelijknamige landgoed opnieuw in andere handen. Eigenaar werd toen mr. C.J.J. Heynsius van den Berg die de villa in de zestiger jaren ten slotte heeft laten afbreken.
Bij een vergelijking van de kaarten die de afgelopen eeuwen van het wandelgebied en zijn omgeving werden gemaakt blijkt dat het vrij onregelmatige ontsluitingspatroon van de er aangelegde bossen meer dan eens voor een deel werd gewijzigd. Omstreeks 1900 was het wegen- en padennet wijdmaziger en voor een belangrijk deel (wijd)bochtig terwijl nu rechte trajecten domineren.
De hoofdverbindingen
De langs de zuidelijke rand van het voormalige landgoed De Hoogstraat lopende Rijksstraatweg is in zekere zin onderdeel van een eeuwenoude interlocale verbinding die ook van grote betekenis was voor het lange afstandsverkeer tussen Utrecht, Arnhem en Keulen. De verbinding bestond reeds in de 10de eeuw toen hij bekend was als de Via Regia, Koningsweg en Grote Heerweg.
Later werd de zowel interregionale als interlocale verkeersroute onder andere aangeduid als de Bovenweg, Hogeweg, Amerongsche Weg, Dorpsstraat, Utrechtse Weg, Nieuwe Straatweg en Straatweg van Utrecht naar Arnhem. Met de benamingen Boven- en Hogeweg werd ze onderscheiden van een verbinding die op een wat lager niveau de (zuid)zuidwestflank van de Utrechtse Heuvelrug volgde en later voor een deel verdween.
In de Franse Tijd kreeg de oude verbinding een keizerlijke status. Niet lang daarna werd hij ter hoogte van de Darthuizerberg enigszins naar het noorden verlegd en als Rijksstraatweg geklasseerd. Het oude tracé verdween vervolgens grotendeels. Verderop is de Postweg er nog een restant van. De dwars door het voormalige landgoed De Hoogstraat lopende gelijknamige verharde weg is onderdeel van een eeuwenoude interlocale verbinding tussen Maarsbergen en Wijk bij Duurstede. De straat was vroeger bekend als de Wijkerweg welke naam hij nu nog op het grondgebied van de voormalige gemeente Maarn draagt.
Zuidelijk van de Rijksstraatweg heet de verbinding tegenwoordig over enkele kilometers Darthuizerweg. Aan de noordkant van het landgoed De Hoogstraat werd de kaarsrechte grens met de voormalige gemeente Maarn bij de bebossing van de heidevelden gaandeweg gemarkeerd door een zandweg die als verkeersverbinding echter niet van enig belang zou worden.
De nederzetting Darthuizen
Het westelijk van Leersum gelegen Darthuizen bleef een landelijke nederzetting met verspreide bebouwing waarvan de landerijen afwisselen met bos. In de 13de eeuw was Darthuizen bekend als een domein dat het Domkapittel van Utrecht toebehoorde. Bestuurlijk zou Darthuizen echter ook lange tijd een zelfstandige heerlijkheid zijn. In Darthuizen stond iets ten noorden van de plek waar zich nu de schaapskooi van de Westhoeve bevindt een kapel die waarschijnlijk van de 15de eeuw dateerde. De kapel raakte in onbruik toen Darthuizen omstreeks 1700 kerkelijk onder Leersum ging ressorteren.
Na sinds de Franse Tijd enkele decennia een afzonderlijke gemeente te zijn geweest werd het dorpsgebied van Darthuizen in 1857 ook bestuurlijk bij dat van Leersum gevoegd.
En nu op geopad
Voor degenen die met eigen ogen een representatief beeld van het staatsbos De Hoogstraat willen krijgen beschreven wij delen van de er gemarkeerde wandelroutes over een afstand van 4,5 kilometer. De markering van wandelroutes gebeurde in deze omgeving met afgeschuinde vierkante houten paaltjes die bovenaan werden voorzien van metalen plaatjes. De door ons te volgen routes zijn daarbij met horizontaal bevestigde lintvormige groene of rode banden aangeduid. We beschreven de gemarkeerde route vanuit het bij de hoek Rijksstraatweg N 225) Hoogstraat gelegen parkeerterreintje.
Route 5,0 km. Voor de GPS RouteYou versie, klik hier.
Samenvatting
Onderwerp van deze brochure was een bosgebied van de natuurrijke Utrechtse Heuvelrug dat ongeveer twee kilometer ten noordwesten van Leersum is gelegen. De ondergrond bestaat er voornamelijk uit (rivier)afzettingen die in de voorlaatste ijstijd vanuit de nabije Gelderse Vallei door zich uitbreidend Scandinavisch landijs werden opgestuwd.
Als gevolg van deze glaciale expansiedrift ontstond een 34 kilometer lange middelhoge stuwwal. Het wandelgebied occupeert de kruinen en zuidzuidwestflank ervan over een lengte van bijna anderhalve kilometer.
Het zich via de Gelderse Vallei uitbreidende landijs heeft de stuwwallen niet alleen gevormd maar ook tijdelijk overdekt. Hierbij werd het oppervlak ervan étagegewijs geëgaliseerd.
Het overgrote deel van het wandelgebied wordt ingenomen door een plateau dat tot 38 meter boven N.A.P. reikt. Zuidoostelijk van dit plateau ligt het gebied op een terras aan de zuidwestkant van de hogere Darthuizerberg.
Op sommige bolle stuwwalflanken komen (reeksen) natuurlijk ogende kommetjes voor die mogelijk werden uitgekolkt door smeltwater dat in kloven van de landijskap stortte. Iets heel bijzonders zijn de evenwijdige reeksen kommetjes die een pas bij het Plateau van de Hoogstraat verlevendigen. De reeksen veranderen op de as van de pas namelijk ongeveer 90 graden van richting terwijl ze deels door markante dijkachtige walletjes worden geflankeerd.
Smeltwater vormde via de laagten van de stuwwal (ook) enkele valleien met kleinere dalen. In de pas tienduizend jaar achter ons liggende laatste ijstijd brachten koude winden (met sneeuwjachten) zand naar de zuidwestflank van de stuwwal. In het wandelgebied was hiervan echter nauwelijks sprake.
Na de laatste ijstijd raakte het wandelgebied begroeid met bos waarin later (winter)eiken en beuken domineerden. Onder invloed van allerlei menselijke activiteiten zouden de bossen sinds de bronstijd echter geleidelijk plaatsmaken voor steppe- en heidevegetaties.
Met name in het westelijk deel van het gebied komen grafheuvels voor.
Sinds het begin van de 19de eeuw was weer sprake van herbebossingen Verantwoordelijk hiervoor waren de eigenaren van de landgoederen De Hoogstraat en Broekhuizen.
Het landgoed De Hoogstraat kwam voort uit een in 1772 voor het eerst vermelde boerderij die aan de zuidzijde van de Rijksstraatweg lag. Door aan- en verkopen veranderde het landgoed herhaaldelijk van omvang, vorm en ligging waarbij uiteindelijk alleen een gebied ten noorden van de Rijksstraatweg de oorpronkelijke naam De Hoogstraat behield. Hier staat bovenop het eerder genoemde stuwwalplateau ook het in 1915 voltooide huidige landhuis van het landgoed.
Oostelijk van de Hoogstraat was het buiten De Darthuizerberg oorspronkelijk een deel van het vroeger zeer uitgestrekte Middeleeuwse landgoed Broekhuizen. Op het terras van de heuvel Darthuizerberg stond een uitspanning die in 1904 plaats maakte voor een monumentaal landhuis dat in de zestiger jaren van de vorige eeuw werd gesloopt.
Het meer dan eens voor een deel veranderde vrij onregelmatige ontsluitingspatroon van de bossen kenmerkt zich zowel door (wijd)bochtige als rechte trajecten.
Vrijwel het gehele gebied van de beide voormalige landgoederen is tegenwoordig staatsbos.