bijgewerkt 13-06-2019
Karakteristiek
De Grebbelinie is een in noord-zuidrichting lopende verdedigingslinie in de Gelderse Vallei tussen de Nederrijn en het Eemmeer. Het is een waterlinie die in de tweede helft van de 18de eeuw is aangelegd ter verdediging tegen de vijand uit het oosten. Kort voor de hevige gevechten begin mei 1940 is de linie nog verbeterd met meer dan honderd betonnen kazematten, talrijke veldversterkingen en loopgraven.
Na de opheffing als verdedigingslinie in 1951, zijn delen van de liniewal afgegraven en de aardwerken overwoekerd. De belangrijkste sluizen zijn nog aanwezig en gerestaureerd. Een enkel aardwerk is gereconstrueerd. Tegenwoordig manifesteert de Grebbelinie zich als een groen lint door het landschap.
In de Grebbelinie worden de Eemdijk in het noorden en de rand van de Heuvelrug in het zuiden als natuurlijke barrières benut om de oostelijk gelegen gebieden bij oorlogsdreiging onder water te kunnen zetten. Tussen Amersfoort en Veenendaal is een 25 kilometer lange liniewal opgeworpen waarlangs tussen 1937 en 1940 het Valleikanaal is aangelegd. De Grebbesluis bij Rhenen zorgde voor de inlaat van het inundatiewater uit de Nederrijn.
Daarnaast benutte men ook de Gelderse beken voor de inundaties. De schutsluis bij Spakenburg zorgde voor de inundatie van het noordelijke deel, mocht er onvoldoende water in de Nederrijn zijn. De Slaperdijk ter weerszijden van de Emmikhuizerberg diende als kering van het noordelijke en zuidelijke water.
Om het water te kunnen vasthouden, zijn dwars op de linie aan de oostzijde keerkaden opgeworpen. Deze kaden verdelen het inundatiegebied in elf kommen. Een twintigtal damsluizen in de keerkaden regelden de inundaties van de kommen. Ter verdediging van de sluizen en de keerkaden zijn diverse aarden forten, voorposten en schansen aangelegd, vooral rond de Slaperdijk.
Bron: Tastbare Tijd, Roland Blijdenstijn-Provincie Utrecht
De uitdaging
Zuinig zijn met manschappen en middelen stond centraal bij de aanleg van de waterlinies. Zo veel mogelijke benutting van de terreingesteldheid en de aanwezige landinrichting vormde het uitgangspunt. De Grebbelinie is daar een goed voorbeeld van.
Hier was Nederland, dat wil zeggen het economisch hart Holland, letterlijk op zijn smalst: vijftig kilometer tussen Zuiderzee en Nederrijn. Tussen deze natuurlijke barrières was de Gelderse Vallei als drassige laagte de aangewezen plek voor een waterlinie. Het grootste probleem was echter het wisselende waterpeil van de rivier.
In het zuiden zorgde de Nederrijn altijd al voor overstromingen van de lage veengronden onder Veenendaal, waarbij de hogere rand van de Heuvelrug de natuurlijke westgrens van het water vormde. De Nederrijn was de voornaamste leverancier van water via een sluis in de Grebbe. Hier kwam het veenriviertje de Kromme Eem uit, dat 1473-1477 werd gekanaliseerd en vervolgens in 1485 werd verlengd als Bisschop Davidsgrift tot de Emmikhuizerberg.
De daar in 1652 aangelegde Slaperdijk werd handig benut als keerkade en begrenzing voor de grote Veensekom, een inundatiegebied waarvoor de Fransen en later zelfs de Duitsers groot ontzag hadden. De enige ingreep die men voor deze kom moest doen was de bescherming van de Grebbesluis en het acces van de Grebbedijk met uitgebreide verdedigingswerken.
Als gevolg van gestage daling van de veengronden kwam het kleigebied van de Nederrijn hoger te liggen (7 meter boven NAP), waardoor een acces ontstond. In het noorden was het lage kleigebied van de Eempolder van oudsher overstromingsgebied van de Zuiderzee. Voor deze zogeheten Bunschoterkom werd de laatmiddeleeuwse Eemdijk benut als waterkering.
Het inundatiegebied reikte tot de dekzandgronden van Hoogland ten noorden van Amersfoort en in het oosten tot de Laak. Ook voor deze kom volstonden enkele verdedigingswerken: bij de spuisluis te Spakenburg en de Oostdijk als belangrijkste acces. Voor het centrale, tussenliggende deel van de Grebbelinie, het dekzandgebied tussen Amersfoort en Veenendaal, waren meer ingrepen noodzakelijk. Hier moest het oost-west lopende bekenstelsel, in het bijzonder de Lunterse Beek, voor inundatiewater zorgen.
Een natuurlijke, doorlopende waterkering zoals een rivier (Eem) of een hoogte (Heuvelrug) was hier niet aanwezig. De doorlopende Woudenbergse Grift was geen optie, want deze was al in 1590 definitief afgedamd. Bovendien zouden de ontginningen en de grote buitens van Leusden en Woudenberg dan opgeofferd moeten worden.
Gekozen werd voor de aanleg van een doorlopende liniewal. Deze ruim 25 kilometer lange aarden wal kwam zoveel mogelijk langs de bestaande waterlopen en wegen te liggen: langs de Zwarteweg achter de Modderbeek boven Leusden, langs de Moorster Beek, de Lunterse Beek en de Broeksloot tot de Slaperdijk. Alleen tussen de Moorsterbeek bij Leusden en de Lunterse Beek bij de Nattegatsloot volgde de linie een eigen, drie kilometer lang tracé.
Ook aan den oostzijde van Amersfoort werd bij de uitbreiding van de linie een nieuw tracé voor de wal uitgezet. Ten oosten van de liniewal stond de grens van de onder water te zetten gebieden niet vast; deze was bij inundatie afhankelijk van de watertoevoer. Zonder extra maatregelen zou door het noordwaarts aflopende hoogteverschil van ruim zes meter het inundatiewater richting Amersfoort wegstromen.
De aanleg van keerkades dwars op de liniewal moest voor het vasthouden van het water zorgen. Afhankelijk van de breedte van het te stellen inundatiegebied varieerden deze keerkaden in lengte van 100 meter (Glashutterkade) tot 2.500 meter (Groeperkade). De kades hadden een kruinbreedte van drie meter en waren één tot anderhalve meter hoog. Damsluizen, duikersluizen en stuwen regelden het peil in de kommen. Tussen de Slaperdijk als meest zuidelijke en de Vuydijk als meest noordelijke keerkade werd het niveauverschil overbrugd met negen kommen.
Bron: Tastbare Tijd, Roland Blijdenstijn-Provincie Utrecht
Grebbelinie nu
Lange tijd was er geen enkele aandacht voor de Grebbelinie als cultuurgoed.
Na 1945 zijn vooral veel sporen van de gevechtshandelingen opgeruimd. In 1951 is de Grebbelinie als verdedigingswerk voorgoed opgeheven. Na overdracht aan de provincie Utrecht kwamen in 1976 grote delen van de Grebbelinie als natuurreservaat in eigendom van Staatsbosbeheer, die enkele aardwerken heeft laten herstellen, waaronder een deel van het Fort aan de Buursteeg in 1984.
Op enkele plaatsen zijn nog loopgraven te herkennen. De liniewal tussen Leusden en Amersfoort is door de aanleg van een bedrijventerrein praktisch verdwenen, evenals de wal om de oostkant van de stad tot aan de Glashut. Drie stukken antitankgrachten zijn nog zichtbaar. Ruim honderd kazematten hebben de tijd overleefd.
Het is nog maar kort geleden, dat de Grebbelinie de status van beschermd rijksmonument heeft gekregen. Door de provincie Utrecht is in 2006 een gebiedsvisie opgesteld en zijn er sindsdien diverse herstelprojecten uitgevoerd. De meest in het oog springende projecten zijn het complete herstel van het Fort aan de Buursteeg
en de inrichting van een informatiecentrum over de linie.
Sinds de oprichting in 2002 houdt de Stichting Grebbelinie zich bezig met herstel, ontsluiting en onderzoek van deze waterlinie. Tussen 2009 en 2013 zijn door minutieus archeologisch onderzoek op de Grebbeberg veel relicten uit de
Tweede Wereldoorlog in beeld gekomen die de gevechtshandelingen ter plaatse tastbaar maken.
Bron: Tastbare Tijd, Roland Blijdenstijn-Provincie Utrecht
Belangrijkste aanwezige werken
1. Liniedijk: de Slaperdijk tussen Amerongen en de Emminkhuizerberg; het vervolg ten oosten van Renswoude, de Eemdijk.
2. Komkeringen: Groeperkade, Roffelaarskade, Aschatterkade, Lambalgerkade, Coelhorsterkade en Vuijdijk.
3. Inundatiekanaal: Valleikanaal, inclusief Omleidingskanaal bij Veenendaal, Eem.
4. Werk bij Krachtwijk (gem. Amersfoort), ook wel Post aan de Vuijdijk, versterking op komkering uit 1799. Gedeeltelijk afgegraven, rest aanwezig als M-vormige wal in de Slaagse Dijk langs de Eem.
5. Werk aan de Glashut (gem. Amersfoort) bij toegangsweg (Hamseweg) naar de stad en bij de Eem, gebouwd in 1799. Oostelijk deel van wal en gracht gedeeltelijk bewaard.
6. De Asschat (gem. Leusden) schans op de Aschatterkade uit 1799.
7. Werk aan de Roffelaarskade (gem. Woudenberg), 1799, twee lunetten aan weerszijden van de kade (komkering).
8. Voorwerk aan de Engelaar (gem. Renswoude) uit 1799, op de Groeperkade.
9. De Roode Haan (gem. Amerongen), fort bij inundatiesluis, 1629, 1785-1786, noordelijke wal intact.
10. Batterij aan de Schalm (gem. Renswoude) uit 1786.
11. Fort aan de Buursteeg (gem. Veenendaal), verdediging oostelijke toegang Emminkhuizerberg, noordelijk deel in gebruik als camping, zuidelijk deel gerestaureerd.
12. Fort Daatselaar (gem. Renswoude) 1799, Slaperdijk, gerestaureerd in de jaren ’80.
13. Hoornwerk bij de Grebbesluis (gem. Rhenen), ter bescherming inundatiesluis, aanleg 1745 – 1793. Gedeeltelijke afgraving voor het verkeer van het binnendijkse deel.
14. Bastions onder aan de Grebbeberg (1785).
15. kazemattenlinie met betonnen kazematten, gebouwd eind jaren ’30 van de 20e eeuw.
16. Inundatiekommen.